vrijdag 6 november 2009

De ariërverklaring

Naar aanleiding van mijn vorige blogpost kreeg ik de vraag: "Hoort de ariërverklaring hier nu ook bij?". Het antwoord is volmondig ja. Van alle Nederlandse personen in overheidsdienst werd een verklaring vereist dat ze al dan niet Joods waren. In mijn vorige blogpost heb ik het formulier dat in de circulaire van 3 oktober 1940 wordt genoemd, niet getoond.

Circulaire BiZa 8 oktober 1940, p. 1Circulaire BiZa 8 oktober 1940, p. 2

Dat formulier van de "niet-Jood verklaring" werd bij een aanvullende circulaire het land ingestuurd, en wel op 8 oktober 1940.

blanco niet-Jood verklaring

Deze verklaring werd aan alle ambtenaren, bestuurders en het onderwijzend personeel voorgelegd. De Joodse ambtenaren moesten hun afstamming opgeven op een ander formulier.

Niet-Jood verklaring Borra-ElberseNiet-Jood verklaring prof. v.d. Stok

De formulieren werden massaal getekend. Van hoog tot laag, van hoogleraar tot werkvrouw. Slechts enkele mensen hebben ze niet getekend. Die zijn ook ontslagen.

De door de Joodse ambtenaren ingevulde formulieren zijn overgegeven aan de Duitse autoriteiten. De niet-Jood verklaringen bleven in de archieven van de overheidsinstellingen zelf achter. In de meeste gevallen zijn deze ingevulde formulieren vernietigd, als onderdeel van de normale vernietiging van personeelsdossiers. Maar zo af en toe vind je er een paar. Zo is een kleine verzameling bewaard gebleven in het archief van het Ministerie van Landbouw en Visserij, alwaar ze in drie archiefdozen bijeen gepakt zitten. Op de dozen staat nog steeds: "vernietigen in 2000". Dat is dus niet gebeurd, want het archief is vijftien jaar eerder naar het Algemeen Rijksarchief (thans Nationaal Archief) overgebracht. De hierboven getoonde ingevulde formulieren komen uit deze collectie.

Op internet is veel te vinden over de ariërverklaring. Wie meer over de achtergrond wil weten, kan dat hier vinden.

dinsdag 3 november 2009

De Oorlog: het begon bij de Joodse ambtenaren.

Zondag 1 november 2009 werd het tweede deel van de serie De Oorlog uitgezonden. Het was gewijd aan de eerste oorlogsmaanden, de zomermaanden van 1940. De boodschap was duidelijk: de Duitse bezetter gedroeg zich hoffelijk jegens het overwonnen Nederlandse volk. En dat accepteerde gedwee de nieuwe situatie en ging over tot de orde van de dag. Voor Joden was de dreiging nog niet voelbaar, nog niet zichtbaar. Maar al heel snel kwamen de eerste anti-Joodse maatregelen tot stand. Toen ik dat zag, herinnerde ik mij dat ik een jaar of twintig geleden een aantal archiefstukken gezien heb, die hierover handelden. En die stukken bevinden zich in de archieven van het Departement van Algemene Zaken en in dat van Binnenlandse Zaken. Die wilde ik nog wel weer eens inzien. En inderdaad. Ik trof een aantal documenten aan die een duidelijk beeld geven over het begin van Jodenvervolging.

Als eerste werden alle ambtenaren verplicht te melden of ze al dan niet Joods zijn. Dat gebeurde krachtens een verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 20 augustus 1940. Deze verordening, de Vierde Verordening betreffende bijzondere maatregelen op administratief rechtelijk gebied bepaalde welke functionarissen en ambtenaren door de Rijkscommissaris zelf en welke door de secretarissen-generaal benoemd en ontslagen dienden te worden. Die verordening was nodig, omdat veel ambtenaren en functionarissen tot mei 1940 bij Koninklijk besluit werden benoemd en ontslagen. Maar deze verordening werd ook gebruikt, of misbruikt, om uitvoeringvoorschriften op te stellen welke personen wel en niet benoemd maar juist ontslagen moesten worden.

Het begon met een aanwijzing van Wimmer, de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, van 28 augustus 1940 aan de Nederlandse secretarissen-generaal dat voortaan geen Joden meer tot ambtenaar benoemd mochten worden.

Brief Wimmer 28-08-1940

Dat dus een week na de publicatie van de Vierde Verordening. Het ging dus wel snel.

Enkele dagen later mochten ook geen personen meer tot ambtenaar worden benoemd die met een Joodse man of vrouw getrouwd waren.

Brief Wimmer 14-09-1940

De secretarissen-generaal hadden een paar weken nodig om deze opdracht te vertalen en te interpreteren, maar op 30 september 1940 werd een circulaire verzonden waarin dit voorschrift aan de lagere overheden werd meegedeeld.

Circulaire BiZa 30-09-1940, p.1Circulaire BiZa 30-09-1940, p.2


Generalkommissar Wimmer had inmiddels aan alle secretarissen-generaal de opdracht gegeven om een opgave te verstrekken van de namen van alle Joodse ambtenaren, werkzaam binnen of onder verantwoordelijkheid van hun departementen.

Brief Wimmer 11-09-1940, p.1Brief Wimmer 11-09-1940, p.2


Ook deze opdracht werd door de secretarissen-generaal vertaald en door middel van een circulaire verder doorgegeven.

Circulaire BiZa 03-10-1940

Gevolgd door een circulaire waarbij formulieren worden verzonden, bedoeld om de afstamming (ouders en grootouders) vast te leggen.

Circulaire BiZa-BSG 03-10-1940

Afstammingsformulier A 03-10-1940, p.1Afstammingsformulier A 03-10-1940, p.2


Dit zijn dus enkele van de eerste officiële documenten, waarin de Jodenvervolging is gedocumenteerd. Als je al die latere documenten bekijkt, dan zie je dat het bijna steeds op dezelfde manier is gegaan: een beknopt geformuleerde opdracht van Duitse zijde, welke dan prompt door de Nederlandse autoriteiten werd uitgevoerd. Die opgaven werden dan ook netjes opgemaakt en ingezonden.

Brief BiZa 29-11-1940

Lijst BiZa 29-11-1940

En we weten allemaal waar dat toe leidde. Vanaf december 1940 werden de Joodse ambtenaren uit de openbare dienst ontslagen. Brieven als deze zijn bij honderden te vinden in de archieven van Nederlandse overheidsorganen.

Brief BiZa 24-12-1940

En dit was nog maar het begin.

Deze documenten zijn geen recente vondsten, en ze vertellen niets wat we nog niet wisten. Toch is het confronterend te zien hoe eenvoudig het allemaal is begonnen en hoe soepel het is uitgevoerd. Door de Duitse bezetter, in eendrachtige samenwerking met het Nederlandse ambtelijke apparaat, de secretarissen-generaal voorop.

Pijnlijk was ook de vraag die ik mijzelf twintig jaar geleden stelde, toen ik de stukken voor het eerst onder ogen kreeg. Wat zou jij, als ambtenaar gedaan hebben, als je zo'n gewone circulaire van je ambtelijke baas had ontvangen. Ik heb schoorvoetend moeten toegeven dat ik zeer waarschijnlijk, onwetend nog wat er in de opvolgende jaren zou gaan gebeuren, de gegeven voorschriften gewoon uitgevoerd zou hebben.

Bron: De documenten bevinden zich in de archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken 1917-1959 (toegang 2.04.59, inv.nr. 362) en van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 (toegang 2.03.06, inv. 123)