maandag 21 september 2009

Wiki

Even geoefend met het maken van een Wiki. Dat is niet zo moeilijk. Het lijkt sterk om het maken van een blog. Maar het gezamenlijk onderhouden van een set samenhangende wiki-pagina's lijkt me wat lastiger. Oké, je kunt natuurlijk Gods water over Gods akker laten lopen en maar afwachten of de wisdom of the crowd er wat mooiers en beters van maakt. Dat levert soms fraaie resultaten op. Inmiddels zijn er zelfs op Wiki al een soort politieagenten bezig, waardoor de vrijheid toch aardig ingeperkt wordt.

Zelf had ik al enige ervaring met het aanvullen en corrigeren van bestaande wiki-artikelen. Dat kost vrij veel tijd als je dat zorgvuldig wilt doen. Maar mijn ervaring is dat in de meeste gevallen deze aanvullingen en verbeteringen door de "eigenaar" van die artikelen ongedaan gemaakt werden. Laat maar, denk ik dan...

Intern - bij DTNA - werken we wel met een wiki. Ook hier blijkt dat maar een of een enkele collega zich geroepen voelt om informatie aan te leveren in een vorm die in een wiki-artikel past. Hier is mijn ervaring dat het wijzigen écht lastig wordt als je gegevens op een andere wijze wilt ordenen, dus drie pagina's samenvoegen tot twee.

Een Wiki is een mooi instrument, maar het vereist, zoals de meeste instrumenten, tijd. Tijd om ervan gebruik te leren maken en tijd om er zorgvuldig mee om te gaan.

Opperhoutvesterij

Een van de meer intrigerende archieven in het Nationaal Archief is dat van de Opperhoutvesterij uit de periode 1814-1856. Het is een redelijk omvangrijk archief (ruim 250 meter plankruimte), uit de eerste helft van de negentiende eeuw, waaruit betrekkelijk weinig is vernietigd. Het archief bestaat voornamelijk uit enkele grote chronologische series, bestaande uit ingekomen en minuten (goedgekeurde concepten) van uitgaande brieven en besluiten (1650 dozen) en alfabetisch ingerichte onderwerpen- en namenregisters, indices en klappers genaamd (75 delen). Daarnaast bevat het archief nog een hoeveelheid dossiers over verschillende onderwerpen.

Dit archief behoort tot de categorie weinig geraadpleegde archieven. Dat komt vooral omdat niet duidelijk is wat er in dit archief te vinden is. En waarschijnlijk ook omdat de onderwerpen, welke in het archief te vinden zijn, slechts weinig mensen interesseren. Want het archief bevat de correspondentie van de Opperhoutvester over het toekennen van vergunningen voor de jacht en de binnenvisserij, het innen van boeten wegens overtredingen van jacht- en visserijverboden, het bestrijden van schadelijk gedierte. Alle jachtrechten, ook die van oude oorsprong, moesten geregistreerd worden. Bijzonder zijn nog de registraties van eendenkooien, duiventillen en zwanendriften.



Jacht en visserij vormen thans nauwelijks nog een bron van bestaan. Het wordt thans nog uitgeoefend als een liefhebberij, zeer tegen de zin van bepaalde groepen dierenliefhebbers. Maar in de negentiende eeuw (en in de eeuwen ervoor) was dat anders. Grote aantallen mensen verdienden een bescheiden inkomen aan het jagen op eenden en konijnen en ander wild. De eigenaars van de gronden en wateren bezaten vaak het jacht- en visrecht. Deze eigenaren probeerden door verpachting en verhuur inkomsten te genereren uit hun rechten. Maar de minderbedeelden probeerden ook wel eens een konijn of een vis te verschalken. Deze vorm van stroperij werd ook toen niet op prijs gesteld en zwaar vervolgd en streng gestraft. Van al deze activiteiten zijn gegevens in dit archief te vinden. Helaas maakt de relatieve ontoegankelijkheid van en onbekendheid met het archief het er voor de onderzoeker niet gemakkelijker op. Toch maar eens een keertje proberen? Begin dan met de "Tabellen" waarin de jacht- en visrechten, alsmede de duiventillen, eendenkooien en zwanendriften zijn geregistreerd, met alfabetische naamindexen als toegang.

Zie de toegang op dit archief (2.04.30), inventarisnummers 1788-2071.

maandag 7 september 2009

Tagging

Tagging door het publiek: dat zou mooi zijn als het voor de gewone bezoekers van onze website erg simpel zou zijn om inhoudelijke trefwoorden toe te voegen aan materiaal dat op onze site wordt gepresenteerd. En NA4All zal dat ook mogelijk maken. Maar of deze feature door het publiek ook gebruikt gaat worden waarvoor wij het bedoeld hebben, moet nog afgewacht worden. Uit de ervaringen met Flickr the commons is gebleken dat men wel wil reageren. Maar de hoeveelheid echt aanvullende informatie was toch erg beperkt.

Of onderzoekers ook nog bereid zijn aanvullend inhoudelijk commentaar te leveren bij beschrijvingen in onze archieftoegangen, waag ik te betwijfelen. O ja, het zal vast wel eens een keertje gebeuren. Onlangs kreeg ik het verzoek om bij een neutrale, nietszeggende beschrijving (ingekomen en minuten van uitgaande brieven) de mededeling aan te brengen dat er stukken in zaten betreffende de zeldzame gietijzeren kilometerpaaltjes. Volgend jaar kan de verzoeker dat zelf doen. Maar het zal heel sporadisch gebeuren. Misschien als het héél gemakkelijk en intuïtief kan: als je de stukken in de studiezaal raadpleegt en tegelijkertijd de digitale toegang op je laptop open hebt staan (hebben we gratis WiFi in de studiezaal?).

Voorlopig: eerst zien en dan geloven. Maar het is wel een tooltje met potentie.

Webdocs en Web 2.0

De technologie van Web 2.0 opent nieuwe mogelijkheden. Het samen aan een document werken is daarvan slechts één. Het is een mogelijkheid waarvan ik nou niet het gevoel heb: eindelijk kan het, wat heb ik daar lang op moeten wachten. Of we het gaan gebruiken, hangt van de mensen in je directe omgeving af. Zo heeft het jaren geduurd voordat we op kantoor massaal e-mail gingen gebruiken, terwijl de mogelijkheid er al was. Als je als eenling hieraan begint, zal het vrij zinloos blijken te zijn. Ikzelf ben niet zo'n voorloper. Ik ben wel nieuwsgierig, en snuffel graag, maar mijn gedrag veranderen, tja, dat is wel veel gevraagd. Zo heeft het ook enkele jaren geduurd voordat ik het nut ervoer van het World Wide Web. Nu zou ik niet meer zonder kunnen.

Google Docs en ZoHo zien er gelikt uit. Ze zijn wat traag. En echt grote documenten kunnen ze nog niet aan. Voorlopig houdt ik het even bij het bewerken van andermans documenten met de functie 'wijzigen aan'.

zondag 6 september 2009

Een maand naar Japan

Neen, ik blijf gewoon thuis. De viering van 400 jaar Japans-Nederlandse handelsbetrekkingen heeft het niet noodzakelijk gemaakt dat ik als archivaris naar Japan moet. De Japanners, hunne keizerlijke hoogheden voorop, zijn naar Nederland gekomen.

Mijn oudste dochter is zojuist vertrokken voor een vakantie van een maand naar Japan. Alleen. De heenreis en de terugreis zijn geregeld, evenals slaapplaatsen voor de eerste dagen en een treinabonnement. En verder ziet ze wel. Als vader sta je daar toch met gemengde gevoelens tegenover. Je dochter mag dan wel volwassen zijn, ze is tenslotte 24, maar toch. Je bent trots dat ze het avontuur aandurft, en tegelijkertijd bezorgd dat ze in problemen komt. Ze spreekt en leest de taal niet, dus hoe redt ze het dan. Ik moet er zelf niet aan denken om me zo in het ongewisse te storten. En mijn vrouw ook niet. Maar ja, wij zijn natuurlijk wel een paar jaartjes ouder en bezadigder. En wij zijn ook niet zo avontuurlijk ingesteld. Dus van wie heeft ze dan de durf?
dochter en vrouw bij vertrek, Schiphol

Toen ik zo oud was als mijn dochter, heb ik ook een paar reizen gemaakt. Met de trein naar Istanbul en vandaar door Anatolië naar Teheran, en weer terug over Rostov en Warschau. Een ook nog een reis naar Chabarowsk met de Transsiberië Express. Maar dat was toch anders, want we reisden in een groep, en niet alleen. Ik weet ook niet of mijn ouders bezorgd om mij waren.
ergens in de USSR, aan de wodka

En nu rest ons niet meer dan onze ziel in lijdzaamheid te bezitten en haar ervaringen via internet te volgen. Hopelijk wordt ze niet ziek, is noodhulp niet nodig en kunnen we haar over een maand weer vrolijk van Schiphol ophalen. En is mijn dochter een aantal mooie ervaringen rijker.

woensdag 2 september 2009

EAD en de Annual Meeting van de SAA in 2009

Een bezoek aan de jaarlijkse vergadering van de Society of American Archivists is voor mij inmiddels routine geworden. Je weet hoe het georganiseerd is, en wat je ongeveer kunt verwachten. De eerste keer, in 2003 in Los Angeles, was het spannend omdat alles nieuw voor me was. Nu, in Austin Texas, kon ik mij als een routinier bewegen, hier en daar oude bekenden groetend, een praatje makend, en vooral efficiënt de informatie halen waarnaar ik op zoek ben, of waarin ik geïnteresseerd ben.


De jaarvergadering van de SAA is gewoonlijk groots opgezet, en duurt een week, dit jaar van maandag 10 tot en met zondag 17 augustus. De maandag is alleen voor SAA-bestuurders, en wordt dus door de meeste deelnemers gevoeglijk overgeslagen. Dinsdag en woensdag is gevuld met vergaderingen van commissies en groepen van de SAA, welke voor leden en niet-leden toegankelijk zijn. Donderdag, vrijdag en zaterdag zijn gevuld met de vele sessies, workshops, seminars en presentaties. Zo'n 75 parallelsessies zijn er georganiseerd, steeds 10 à 11 tegelijk in zeven dagdelen. Ieder van de ca. 1150 deelnemers moet dan uit dit aanbod een keuze maken en kan maximaal 7 sessies bijwonen. Tussendoor zijn er nog plenaire bijeenkomsten met een formeel (opening en sluiting), ceremonieel (uitreiking awards), commercieel (bedrijfspresentaties) of entertainment karakter (receptie, 'archives in the movies'). Op zondagochtend sluit de bijeenkomst van de EAD Working Group de jaarvergadering van de SAA af.

Woensdag 12 augustus vonden de 'roundtables' plaats van de SAA-groepen EAD, Archivist's Toolkit, OCLC-RLG en van de Description Section. Deze bijeenkomsten werden de werkzaamheden en de resultaten van het afgelopen jaar toegelicht en besproken. Bijzonder interessant was de presentatie van Mark Matienzo van de New York Public Library. Hij beweerde dat EAD maar beter afgeschaft kon worden, want het was een slecht ontwerp. Het was een vermenging van beschrijvingen van archiefdocumenten en contextuele informatie. En als we EAD niet wilden afschaffen, moest het vooral strakker worden, gericht op koppeling met databases, en vooral ook op het semantische web.



De volgende dagen waren bestemd voor de sessies. Ik heb presentaties bijgewoond over het gebruik van Web 2.0-technieken, het creëren en ondersteunen van online communities, massale digitalisering, efficiëntere vormen van archiefbewerking ("More Product Less Process"), het gecombineerd gebruik van EAD en EAC-CPF en de presentatie van de nieuwe versie van EAC-CPF voor het beschrijven van de archivistische context, de archiefvormers. Een aardige presentatie was die van het open source softwarepakket Omeka, bestemd voor het presenteren van foto- en archiefmateriaal in de vorm van 'tentoonstellingen'. De gehele vormgeving is kant en klaar beschikbaar en kan met behulp van sjablonen worden toegepast.
Uiteraard werd er ook aandacht geschonken aan het 75-jarig bestaan van de National Archives and Record Administration, de nationale archiefdienst van de Verenigde Staten, en wel tijdens een plenaire bijeenkomst met toespraken en met een videopresentatie.


Zondagochtend 17 augustus vond traditiegetrouw de laatste bijeenkomstplaats: die van de EAD Working Group. Deze stond dit jaar geheel in het teken van de voorgenomen herziening van EAD. De huidige versie van de EAD Document Type Definition stamt uit 2002, terwijl er in 2006 een Schema-versie als afgeleide daaraan is toegevoegd. De richting die deze herziening uit lijkt te gaan is de ontwikkeling van een strakkere versie van EAD, met minder variatie in de markering. De nieuwe versie zal ook database vriendelijker zijn, hetgeen o.m. inhoudt dat het aantal elementen met gemengde inhoud (tekst + elementen) zal verminderen. Ook de dateringselementen zullen worden aangepakt, waarbij de jaartallenreeksen zullen worden opgesplitst in afzonderlijke elementen, bijv. <dateStart> en <dateEnd>. Omdat ook de ICA standaarden aan revisie onderhevig zijn, zal met de eventuele wijzigingen daarvan rekening worden gehouden. De internationale leden van de werkgroep benadrukten het gevaar van een te strakke versie. Dan zouden de verschillende typen toegangen, die het resultaat zijn van verschillende beschrijvingstradities niet alle meer in EAD passen. Ook zou het betekenen dat bestaande EAD-documenten in veel gevallen handmatig moeten worden aangepast. Dat zou veel weerstand bij de bestaande en mogelijke toekomstige gebruikers kunnen oproepen. Besloten is om wel met de herziening te starten, maar ook een onderzoek te doen naar de wijze waarop EAD is toegepast. Ook is in overweging genomen om EAD in twee subversies te ontwikkelen, een uitgebreide voor de markering van de bestaande toegangen en voor minder gebruikelijke beschrijvingsmethodieken, en een strakkere, minder uitgebreide welke bedoeld is voor nieuwe toegangen en voor koppeling aan databases. Deze laatste zou dan een subset moet zijn van de uitgebreide subversie. Over de herziening is het laatste woord nog niet gezegd. Of, zoals Daniël Pitti het uitdrukte: Standards are politics.