In de eerste helft van de 19e eeuw werden in Nederland bijzondere gratificaties uitgekeerd. Ouders die een zevende zoon ter wereld brachten, konden een beroep doen op de goedgunstigheid van de Koning, ter verkrijging van een geldelijke toelage. De andere zes zonen moesten nog wel in leven zijn. Deze gratificaties, meestal zo'n 40 à 50 gulden, zijn aan vele honderden ouders, aan de vaders uiteraard, uitgekeerd. In die tijd waren grote gezinnen veel normaler dan tegenwoordig.
Deze curieuze gewoonte hield in 1847 abrupt op. Wat was er gebeurd? Ene Cornelis Johannes Hoogeland, opperman uit Den Haag, had de regering verzocht om de kosten van de opvoeding van zijn zevende zoon op zich te nemen, onder verwijzing naar een oude wet uit de napoleontische tijd. Dat verzoek was beleefd doch beslist afgewezen.
Verzoekschrift Hoogeland
De man liet het er niet bij zitten en spande een zaak aan bij de Hoge Raad. En laat die hem nou gelijk geven! De Staat der Nederlanden werd veroordeeld tot de opleiding van een zoon van Hoogeland in een internaat, tot diens 18e jaar, dan wel tot het betalen van een bedrag van 250 gulden jaarlijks aan de vader. De Hoge Raad verklaarde dat de Franse wet van 29 Nivôse 13e jaar (19 januari 1805) nog steeds van kracht was. Deze wet gaf aan elke vader van een gezin van zeven kinderen de mogelijkheid om één van zijn zonen op kosten van de Staat te laten opleiden.
Loi du 29 Nivôse an XIII
De wet was na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse keizerrijk bij decreet van 8 november 1810 uitvoerbaar verklaard.
Paniek in de tent. Want dit vonnis ging als een lopende vuurtje door het land en binnen een paar maanden waren er 700 gelijksoortige aanvragen ingekomen. Niet alle aanvragen kwamen voor inwilliging in aanmerking, maar toch wel zo'n 400. Dat zou de schatkist op jaarbasis zo'n honderdduizend gulden gaan kosten. In dat in een tijd waarin Nederland zo goed als failliet was. Dus in korte tijd werd een wet voorbereid, waarin deze oude Franse Loi ingetrokken werd. In het eerste voorstel wilde de regering bepalingen opnemen dat niemand van de 700 verzoekers een uitkering zou kunnen krijgen. Dat ging de Tweede kamer te ver, zodat de reeds ingekomen verzoeken nog wel in behandeling werden genomen, en waar mogelijk, uitbetaald werden. In een periode van zo'n tien jaren werd er dus in totaal bijna een miljoen gulden uit 's Rijks kas betaald aan ouders van enkele honderden 'zevende zonen'.
In de archieven, en niet alleen in het ministeriearchief in Den Haag, zijn hierover stukken te vinden. De gouverneurs van de provincies moesten advies uitbrengen over ingekomen aanvragen. Deze autoriteiten beriepen zich weer op de informatie die ze van de burgemeesters ontvingen. Jaarlijks dienden ze lijsten in met de namen en verdere gegevens van de personen die voor een uitkering in aanmerking kwamen. Bij Koninklijk besluit werden de uitkeringen vervolgens toegekend.
Uitkeringslijst Limburg
Maar ook van de incidentele gratificaties, die vóór 1847 werden toegekend, zijn de stukken veelal nog aanwezig. Ook hier werden de ingekomen verzoekschriften om advies gezonden naar Gouverneurs van de betreffende provincie, die weer advies vroeg aan de burgemeester. Dus zowel in de archieven van het Kabinet des Konings en van de minister van Binnenlandse Zaken, als in die van de Gouverneurs der provincies en van de burgemeesters van de woonplaatsen van de 'zevende zonen' kun je stukken aantreffen over deze bijzondere vorm van geldelijke ondersteuning.
Het leuke is dat dit niet allen voor Nederland geldt, maar ook voor België. Dus over de periode 1816-1830 kun je in de Nederlandse archieven gegevens over Belgische personen vinden. En over de gehele periode kun je gewoon zoeken in de archieven van de Gouverneurs en van de gemeentebesturen. Ik weet alleen niet wanneer in België aan dit verschijnsel een einde gekomen is.
Helaas bestaat er geen lijst van alle personen aan wie een uitkering is verstrekt. Er moet gewoon, ouderwets op naam worden gezocht in de jaarklappers van het archief van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, afdeling Armwezen. Of in de onderwerpenindex, onder het hoofd 'Zevende zonen'.
Onderwerpenindex: Zevende zonen
In deze index, voor elk jaar één, tref je alle stukken bij elkaar aan, onder verwijzing naar de data en nummers, waaronder ze in het chronologische archief van de afdeling Armwezen zijn opgeborgen. Dus het is niet moeilijk om zo'n overzicht van alle namen samen te stellen. Goed, het kost een paar dagen, misschien een paar weken, maar het is geen onbegonnen werk. Misschien heeft er wel iemand belangstelling voor deze klus. Het is weer eens wat anders dan gegevens invoeren in Gen Lias, of zoeken naar een voorouder in de Burgerlijke Stand of de DTB.
Weet je meer over de 'zevende zonen', reageer dan even op deze blog.
.
vrijdag 4 december 2009
vrijdag 6 november 2009
De ariërverklaring
Naar aanleiding van mijn vorige blogpost kreeg ik de vraag: "Hoort de ariërverklaring hier nu ook bij?". Het antwoord is volmondig ja. Van alle Nederlandse personen in overheidsdienst werd een verklaring vereist dat ze al dan niet Joods waren. In mijn vorige blogpost heb ik het formulier dat in de circulaire van 3 oktober 1940 wordt genoemd, niet getoond.
Dat formulier van de "niet-Jood verklaring" werd bij een aanvullende circulaire het land ingestuurd, en wel op 8 oktober 1940.
Deze verklaring werd aan alle ambtenaren, bestuurders en het onderwijzend personeel voorgelegd. De Joodse ambtenaren moesten hun afstamming opgeven op een ander formulier.
De formulieren werden massaal getekend. Van hoog tot laag, van hoogleraar tot werkvrouw. Slechts enkele mensen hebben ze niet getekend. Die zijn ook ontslagen.
De door de Joodse ambtenaren ingevulde formulieren zijn overgegeven aan de Duitse autoriteiten. De niet-Jood verklaringen bleven in de archieven van de overheidsinstellingen zelf achter. In de meeste gevallen zijn deze ingevulde formulieren vernietigd, als onderdeel van de normale vernietiging van personeelsdossiers. Maar zo af en toe vind je er een paar. Zo is een kleine verzameling bewaard gebleven in het archief van het Ministerie van Landbouw en Visserij, alwaar ze in drie archiefdozen bijeen gepakt zitten. Op de dozen staat nog steeds: "vernietigen in 2000". Dat is dus niet gebeurd, want het archief is vijftien jaar eerder naar het Algemeen Rijksarchief (thans Nationaal Archief) overgebracht. De hierboven getoonde ingevulde formulieren komen uit deze collectie.
Op internet is veel te vinden over de ariërverklaring. Wie meer over de achtergrond wil weten, kan dat hier vinden.
Dat formulier van de "niet-Jood verklaring" werd bij een aanvullende circulaire het land ingestuurd, en wel op 8 oktober 1940.
Deze verklaring werd aan alle ambtenaren, bestuurders en het onderwijzend personeel voorgelegd. De Joodse ambtenaren moesten hun afstamming opgeven op een ander formulier.
De formulieren werden massaal getekend. Van hoog tot laag, van hoogleraar tot werkvrouw. Slechts enkele mensen hebben ze niet getekend. Die zijn ook ontslagen.
De door de Joodse ambtenaren ingevulde formulieren zijn overgegeven aan de Duitse autoriteiten. De niet-Jood verklaringen bleven in de archieven van de overheidsinstellingen zelf achter. In de meeste gevallen zijn deze ingevulde formulieren vernietigd, als onderdeel van de normale vernietiging van personeelsdossiers. Maar zo af en toe vind je er een paar. Zo is een kleine verzameling bewaard gebleven in het archief van het Ministerie van Landbouw en Visserij, alwaar ze in drie archiefdozen bijeen gepakt zitten. Op de dozen staat nog steeds: "vernietigen in 2000". Dat is dus niet gebeurd, want het archief is vijftien jaar eerder naar het Algemeen Rijksarchief (thans Nationaal Archief) overgebracht. De hierboven getoonde ingevulde formulieren komen uit deze collectie.
Op internet is veel te vinden over de ariërverklaring. Wie meer over de achtergrond wil weten, kan dat hier vinden.
dinsdag 3 november 2009
De Oorlog: het begon bij de Joodse ambtenaren.
Zondag 1 november 2009 werd het tweede deel van de serie De Oorlog uitgezonden. Het was gewijd aan de eerste oorlogsmaanden, de zomermaanden van 1940. De boodschap was duidelijk: de Duitse bezetter gedroeg zich hoffelijk jegens het overwonnen Nederlandse volk. En dat accepteerde gedwee de nieuwe situatie en ging over tot de orde van de dag. Voor Joden was de dreiging nog niet voelbaar, nog niet zichtbaar. Maar al heel snel kwamen de eerste anti-Joodse maatregelen tot stand. Toen ik dat zag, herinnerde ik mij dat ik een jaar of twintig geleden een aantal archiefstukken gezien heb, die hierover handelden. En die stukken bevinden zich in de archieven van het Departement van Algemene Zaken en in dat van Binnenlandse Zaken. Die wilde ik nog wel weer eens inzien. En inderdaad. Ik trof een aantal documenten aan die een duidelijk beeld geven over het begin van Jodenvervolging.
Als eerste werden alle ambtenaren verplicht te melden of ze al dan niet Joods zijn. Dat gebeurde krachtens een verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 20 augustus 1940. Deze verordening, de Vierde Verordening betreffende bijzondere maatregelen op administratief rechtelijk gebied bepaalde welke functionarissen en ambtenaren door de Rijkscommissaris zelf en welke door de secretarissen-generaal benoemd en ontslagen dienden te worden. Die verordening was nodig, omdat veel ambtenaren en functionarissen tot mei 1940 bij Koninklijk besluit werden benoemd en ontslagen. Maar deze verordening werd ook gebruikt, of misbruikt, om uitvoeringvoorschriften op te stellen welke personen wel en niet benoemd maar juist ontslagen moesten worden.
Het begon met een aanwijzing van Wimmer, de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, van 28 augustus 1940 aan de Nederlandse secretarissen-generaal dat voortaan geen Joden meer tot ambtenaar benoemd mochten worden.
Dat dus een week na de publicatie van de Vierde Verordening. Het ging dus wel snel.
Enkele dagen later mochten ook geen personen meer tot ambtenaar worden benoemd die met een Joodse man of vrouw getrouwd waren.
De secretarissen-generaal hadden een paar weken nodig om deze opdracht te vertalen en te interpreteren, maar op 30 september 1940 werd een circulaire verzonden waarin dit voorschrift aan de lagere overheden werd meegedeeld.
Generalkommissar Wimmer had inmiddels aan alle secretarissen-generaal de opdracht gegeven om een opgave te verstrekken van de namen van alle Joodse ambtenaren, werkzaam binnen of onder verantwoordelijkheid van hun departementen.
Ook deze opdracht werd door de secretarissen-generaal vertaald en door middel van een circulaire verder doorgegeven.
Gevolgd door een circulaire waarbij formulieren worden verzonden, bedoeld om de afstamming (ouders en grootouders) vast te leggen.
Dit zijn dus enkele van de eerste officiële documenten, waarin de Jodenvervolging is gedocumenteerd. Als je al die latere documenten bekijkt, dan zie je dat het bijna steeds op dezelfde manier is gegaan: een beknopt geformuleerde opdracht van Duitse zijde, welke dan prompt door de Nederlandse autoriteiten werd uitgevoerd. Die opgaven werden dan ook netjes opgemaakt en ingezonden.
En we weten allemaal waar dat toe leidde. Vanaf december 1940 werden de Joodse ambtenaren uit de openbare dienst ontslagen. Brieven als deze zijn bij honderden te vinden in de archieven van Nederlandse overheidsorganen.
En dit was nog maar het begin.
Deze documenten zijn geen recente vondsten, en ze vertellen niets wat we nog niet wisten. Toch is het confronterend te zien hoe eenvoudig het allemaal is begonnen en hoe soepel het is uitgevoerd. Door de Duitse bezetter, in eendrachtige samenwerking met het Nederlandse ambtelijke apparaat, de secretarissen-generaal voorop.
Pijnlijk was ook de vraag die ik mijzelf twintig jaar geleden stelde, toen ik de stukken voor het eerst onder ogen kreeg. Wat zou jij, als ambtenaar gedaan hebben, als je zo'n gewone circulaire van je ambtelijke baas had ontvangen. Ik heb schoorvoetend moeten toegeven dat ik zeer waarschijnlijk, onwetend nog wat er in de opvolgende jaren zou gaan gebeuren, de gegeven voorschriften gewoon uitgevoerd zou hebben.
Bron: De documenten bevinden zich in de archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken 1917-1959 (toegang 2.04.59, inv.nr. 362) en van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 (toegang 2.03.06, inv. 123)
Als eerste werden alle ambtenaren verplicht te melden of ze al dan niet Joods zijn. Dat gebeurde krachtens een verordening van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied van 20 augustus 1940. Deze verordening, de Vierde Verordening betreffende bijzondere maatregelen op administratief rechtelijk gebied bepaalde welke functionarissen en ambtenaren door de Rijkscommissaris zelf en welke door de secretarissen-generaal benoemd en ontslagen dienden te worden. Die verordening was nodig, omdat veel ambtenaren en functionarissen tot mei 1940 bij Koninklijk besluit werden benoemd en ontslagen. Maar deze verordening werd ook gebruikt, of misbruikt, om uitvoeringvoorschriften op te stellen welke personen wel en niet benoemd maar juist ontslagen moesten worden.
Het begon met een aanwijzing van Wimmer, de Generalkommissar für Verwaltung und Justiz, van 28 augustus 1940 aan de Nederlandse secretarissen-generaal dat voortaan geen Joden meer tot ambtenaar benoemd mochten worden.
Dat dus een week na de publicatie van de Vierde Verordening. Het ging dus wel snel.
Enkele dagen later mochten ook geen personen meer tot ambtenaar worden benoemd die met een Joodse man of vrouw getrouwd waren.
De secretarissen-generaal hadden een paar weken nodig om deze opdracht te vertalen en te interpreteren, maar op 30 september 1940 werd een circulaire verzonden waarin dit voorschrift aan de lagere overheden werd meegedeeld.
Generalkommissar Wimmer had inmiddels aan alle secretarissen-generaal de opdracht gegeven om een opgave te verstrekken van de namen van alle Joodse ambtenaren, werkzaam binnen of onder verantwoordelijkheid van hun departementen.
Ook deze opdracht werd door de secretarissen-generaal vertaald en door middel van een circulaire verder doorgegeven.
Gevolgd door een circulaire waarbij formulieren worden verzonden, bedoeld om de afstamming (ouders en grootouders) vast te leggen.
Dit zijn dus enkele van de eerste officiële documenten, waarin de Jodenvervolging is gedocumenteerd. Als je al die latere documenten bekijkt, dan zie je dat het bijna steeds op dezelfde manier is gegaan: een beknopt geformuleerde opdracht van Duitse zijde, welke dan prompt door de Nederlandse autoriteiten werd uitgevoerd. Die opgaven werden dan ook netjes opgemaakt en ingezonden.
En we weten allemaal waar dat toe leidde. Vanaf december 1940 werden de Joodse ambtenaren uit de openbare dienst ontslagen. Brieven als deze zijn bij honderden te vinden in de archieven van Nederlandse overheidsorganen.
En dit was nog maar het begin.
Deze documenten zijn geen recente vondsten, en ze vertellen niets wat we nog niet wisten. Toch is het confronterend te zien hoe eenvoudig het allemaal is begonnen en hoe soepel het is uitgevoerd. Door de Duitse bezetter, in eendrachtige samenwerking met het Nederlandse ambtelijke apparaat, de secretarissen-generaal voorop.
Pijnlijk was ook de vraag die ik mijzelf twintig jaar geleden stelde, toen ik de stukken voor het eerst onder ogen kreeg. Wat zou jij, als ambtenaar gedaan hebben, als je zo'n gewone circulaire van je ambtelijke baas had ontvangen. Ik heb schoorvoetend moeten toegeven dat ik zeer waarschijnlijk, onwetend nog wat er in de opvolgende jaren zou gaan gebeuren, de gegeven voorschriften gewoon uitgevoerd zou hebben.
Bron: De documenten bevinden zich in de archieven van het Ministerie van Binnenlandse Zaken, Hoofdafdeling Overheidspersoneelszaken 1917-1959 (toegang 2.04.59, inv.nr. 362) en van het Ministerie van Algemene Zaken 1937-1945 (toegang 2.03.06, inv. 123)
Labels:
1940-1945,
ambtenaren,
bezetting,
Jodenvervolging
zondag 25 oktober 2009
De 23 archiefdingen van Web 2.0
Met horten en stoten heb ik dan ook de 23 archiefdingen doorlopen. Met horten en stoten, dat wil zeggen, onregelmatig en niet conform het vooraf opgestelde schema. Het was leuk om te doen, om nieuwe dingen te ontdekken en daarvan te leren. De methode zou toch wat schoolser moeten: elke week een nieuw ding, ingeroosterd, en zo mogelijk in onze trainingsruimte. Nu waren er steeds weer andere, urgentere zaken die, bij mij en bij de meeste collega's, voorrang moesten krijgen.
Zelf ben ik wel nieuwsgierig van aard, maar geen early adopter. Het 'nut' moet wel bewezen zijn, en het moet bij mijn levensstijl passen. Ik was er vroeg bij, bij het invoeren van de pc in het Algemeen Rijksarchief, maar ik was een van de laatste die zelf een eigen pc kreeg. We hadden in ons gezin in 1999 een mobiele telefoon - mijn dochter ging alleen op zomercursus in Zuid-Frankrijk - maar nog steeds gebruik ik dat ding maar mondjesmaat. Anderzijds, over internet was ik in 1998 nog heel sceptisch, maar inmiddels krijg ik afkickverschijnselen als ik een dag niet even mijn mail kan checken.
Zo zal het ook gaan met de 23 dingen. De meeste waren leuk om er kennis van te nemen. De podcast en muziek (#15 en #20) spraken me in het geheel niet aan. RSS-feeds volgen, bloggen en twitteren doe ik nu met enige regelmaat. Van de andere dingen zal ik er wellicht nog een enkele privé gaan gebruiken.
Voor zakelijk gebruik, dus binnen NA-verband, zie ik meer mogelijkheden. Behoudens het gezamenlijk muziek beluisteren via last.fm of blip.fm is er voor elk ding wel een toepassing te vinden.
Daar kunnen we op twee manieren mee omgaan. De eerste is de 'laat 1000 bloemen bloeien'-manier. Iedereen krijgt de kans ermee aan de slag te gaan. Gewoon doen dus, en kijken wat ervan komt. Het initiatief ligt bij de collega's. De andere is 'top down', dus gestuurd vanuit het management. Ik denk dat het een combinatie van beide zal moeten zijn om succesvol te zijn. Het initiatief van NALibrary is uitstekend, maar zonder steun en inbedding (budget in de vorm van tijd en geld) zal het niet kunnen overleven. Zoiets van boven opleggen zou niet werken, zonder het enthousiasme van medewerkers.
In onze gezamenlijke blogs zijn voldoende ideeën aangereikt. En laten we met z'n allen gewoon dingen verder uitproberen in de dagelijkse praktijk van ons werk. Zodra iets blijkt te werken, moeten we proberen het management zover te krijgen dat het structureel wordt. Niet elk ding hoeft meteen een succes te worden, maar het kan alleen een succes worden als het uit de vrijblijvende sfeer gehaald wordt.
Zelf ben ik wel nieuwsgierig van aard, maar geen early adopter. Het 'nut' moet wel bewezen zijn, en het moet bij mijn levensstijl passen. Ik was er vroeg bij, bij het invoeren van de pc in het Algemeen Rijksarchief, maar ik was een van de laatste die zelf een eigen pc kreeg. We hadden in ons gezin in 1999 een mobiele telefoon - mijn dochter ging alleen op zomercursus in Zuid-Frankrijk - maar nog steeds gebruik ik dat ding maar mondjesmaat. Anderzijds, over internet was ik in 1998 nog heel sceptisch, maar inmiddels krijg ik afkickverschijnselen als ik een dag niet even mijn mail kan checken.
Zo zal het ook gaan met de 23 dingen. De meeste waren leuk om er kennis van te nemen. De podcast en muziek (#15 en #20) spraken me in het geheel niet aan. RSS-feeds volgen, bloggen en twitteren doe ik nu met enige regelmaat. Van de andere dingen zal ik er wellicht nog een enkele privé gaan gebruiken.
Voor zakelijk gebruik, dus binnen NA-verband, zie ik meer mogelijkheden. Behoudens het gezamenlijk muziek beluisteren via last.fm of blip.fm is er voor elk ding wel een toepassing te vinden.
Daar kunnen we op twee manieren mee omgaan. De eerste is de 'laat 1000 bloemen bloeien'-manier. Iedereen krijgt de kans ermee aan de slag te gaan. Gewoon doen dus, en kijken wat ervan komt. Het initiatief ligt bij de collega's. De andere is 'top down', dus gestuurd vanuit het management. Ik denk dat het een combinatie van beide zal moeten zijn om succesvol te zijn. Het initiatief van NALibrary is uitstekend, maar zonder steun en inbedding (budget in de vorm van tijd en geld) zal het niet kunnen overleven. Zoiets van boven opleggen zou niet werken, zonder het enthousiasme van medewerkers.
In onze gezamenlijke blogs zijn voldoende ideeën aangereikt. En laten we met z'n allen gewoon dingen verder uitproberen in de dagelijkse praktijk van ons werk. Zodra iets blijkt te werken, moeten we proberen het management zover te krijgen dat het structureel wordt. Niet elk ding hoeft meteen een succes te worden, maar het kan alleen een succes worden als het uit de vrijblijvende sfeer gehaald wordt.
zaterdag 24 oktober 2009
Archief 2.0
Sinds januari 2008 ben ik lid van Archief 2.0. Daar ben ik vrij passief gebleven: zo af en toe heb ik een reactie geplaatst op een vraag of in een discussie. Zelf heb ik nog geen discussie of een blog gestart. Maar misschien komt dat nog wel.
Het heeft lang geduurd voordat deze community enige omvang kreeg. In juni 2007 zijn Christan van der Ven en Luud de Brouwer ermee gestart. En onze Yvette Hoitink was - niet verbazingwekkend - zo ongeveer het eerste lid. Inmiddels zijn er meer dan 400 mensen lid. Het sociale netwerk 2.0 heeft nu m.i. voldoende omvang gekregen om ook echt als community te gaan functioneren. Maar dan moeten we met z'n allen wel actief gaan deelnemen, door berichten te plaatsen en discussies te voeren.
Ik heb zojuist wat aanvullende, en op deze plaats niet zo terzake doende informatie toegevoegd bij foto's waarop een tweetal bussen voorkomen. Ik kon het niet laten...
Embleem op Leyland-bussen, 1952-1967
Het heeft lang geduurd voordat deze community enige omvang kreeg. In juni 2007 zijn Christan van der Ven en Luud de Brouwer ermee gestart. En onze Yvette Hoitink was - niet verbazingwekkend - zo ongeveer het eerste lid. Inmiddels zijn er meer dan 400 mensen lid. Het sociale netwerk 2.0 heeft nu m.i. voldoende omvang gekregen om ook echt als community te gaan functioneren. Maar dan moeten we met z'n allen wel actief gaan deelnemen, door berichten te plaatsen en discussies te voeren.
Ik heb zojuist wat aanvullende, en op deze plaats niet zo terzake doende informatie toegevoegd bij foto's waarop een tweetal bussen voorkomen. Ik kon het niet laten...
Embleem op Leyland-bussen, 1952-1967
vrijdag 23 oktober 2009
Footnote: ook in Nederland?
Footnote is inderdaad een zeer mooi hulpmiddel om digitale archiefdocumenten aan een groot publiek beschikbaar te stellen. Het concept spreekt mij enorm aan. In het kader van de 23-archiefdingen ben ik hiermee dan ook het langst aan het spelen geweest.
Het mooiste vind ik het transcriberen van geschreven teksten. Daarmee maak je moeilijk leesbare teksten voor iedereen toegankelijk. Dat hoef je maar één keer te doen, en dan kan ieder ervan mee genieten.
De kwaliteit van de getoonde scans was niet altijd even goed. Met name de van microfilms vervaardigd scans waren soms op het randje, en aan de zijkanten van de pagina's niet altijd leesbaar. Het transriberen van de Amerikaanse constitutie gaf mij toch wel een kick.
Het door George Washington ingevoegde art. 14 van hoofdstuk VI van de ontwerp-constitutie uit 1787.
Het uploaden van eigen documenten vind ik weer wat minder geslaagd. Dat komt omdat het merendeel van dat materiaal toch vooral bestaat uit persoonlijke foto's, die mij niets zeggen en alleen interessant zijn voor betrokken. Doe dat nou op Hyves of Facebook of in je blog, zou ik zeggen. En wees kritisch op het materiaal dat je uploadt, want dat moet aan hogere eisen voldoen, zowel technisch als inhoudelijk.
Ook het Nationaal Archief zou iets dergelijks moeten aanbieden. Dat kan natuurlijk op verschillende manieren: deelnemen aan Footnote, zoals het NARA ook doet. Maar dan zouden we wel een Nederlandstalige versie moeten hebben, want in het Engels schrikt dat toch een deel van onze doelgroep af. De nieuwe website zal waarschijnlijk gedeeltelijk ook deze faciliteiten bezitten, maar zo uitgebreid als Footnote zal het niet worden. Een goed voorbeeld van publiek-private samenwerking.
Het mooiste vind ik het transcriberen van geschreven teksten. Daarmee maak je moeilijk leesbare teksten voor iedereen toegankelijk. Dat hoef je maar één keer te doen, en dan kan ieder ervan mee genieten.
De kwaliteit van de getoonde scans was niet altijd even goed. Met name de van microfilms vervaardigd scans waren soms op het randje, en aan de zijkanten van de pagina's niet altijd leesbaar. Het transriberen van de Amerikaanse constitutie gaf mij toch wel een kick.
Het door George Washington ingevoegde art. 14 van hoofdstuk VI van de ontwerp-constitutie uit 1787.
Het uploaden van eigen documenten vind ik weer wat minder geslaagd. Dat komt omdat het merendeel van dat materiaal toch vooral bestaat uit persoonlijke foto's, die mij niets zeggen en alleen interessant zijn voor betrokken. Doe dat nou op Hyves of Facebook of in je blog, zou ik zeggen. En wees kritisch op het materiaal dat je uploadt, want dat moet aan hogere eisen voldoen, zowel technisch als inhoudelijk.
Ook het Nationaal Archief zou iets dergelijks moeten aanbieden. Dat kan natuurlijk op verschillende manieren: deelnemen aan Footnote, zoals het NARA ook doet. Maar dan zouden we wel een Nederlandstalige versie moeten hebben, want in het Engels schrikt dat toch een deel van onze doelgroep af. De nieuwe website zal waarschijnlijk gedeeltelijk ook deze faciliteiten bezitten, maar zo uitgebreid als Footnote zal het niet worden. Een goed voorbeeld van publiek-private samenwerking.
maandag 19 oktober 2009
De geheime archieven van het Ministerie van Justitie.
Op 16 oktober heeft minister van Justitie, mr. E.M.H. Hirsch Ballin, een klein maar niet onbelangrijk deel van het ministeriearchief overgedragen aan het Nationaal Archief. Het betreft een veertiental archiefbestanden, welke deel hebben uitgemaakt van het geheim archiefdepot van het ministerie. Het gaat hier vrijwel steeds om kwesties die de nodige commotie hebben opgeleverd in de samenleving. En deze hebben niet uitsluitend betrekking op de vervolging van 'foute' Nederlanders en oorlogsmisdadigers. Het Ministerie van Justitie is immers bij meer zaken betrokken geweest dan alleen de 'Drie van Breda'. De stukken zijn veelal afkomstig uit verschillende afdelings- en directiearchieven van het ministerie, doch zijn om praktische redenen bijeengebracht en ook bijeen gehouden.
De archieven berusten nu wel in een openbare archiefbewaarplaats, het Nationaal Archief, maar volledig openbaar zijn de stukken niet. Op alle archieven rust een beperkende bepaling, welke in de meeste gevallen erop neer komt dat de onderzoeker wel inzage kan krijgen, maar dat deze schriftelijk moet verklaren de privacy van nog levende personen te zullen respecteren. Deze beperkingen zijn gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.
Het 14e archief, het ambtelijk archief van Secretaris-Generaal A. Mulder (toegang 2.09.114), is fysiek nog niet overgebracht. Dat wordt bij een volgend archieftransport meegenomen. Dan zal ook de toegang gepubliceerd worden.
Ter toelichting:
De omvang wordt aangegeven in strekkende meter plankruimte, en in aantal inventarisnummers. Dat zijn de opvraagbare bestanddelen binnen een archief, variërend van een los document in een mapje tot een pak van enkele honderden stukken of een register in boekvorm of als kaartenbak.
Inventaris van de archieven betreffende het beleid inzake gratie op doodstraffen van het Ministerie van Justitie (1945-1977)
Omvang:
3 meter; 185 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
De archiefbescheiden hebben betrekking op het beleid inzake gratie op doodstraffen, die werden opgelegd aan zowel Nederlandse als Duitse politieke delinquenten na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog. Het archief bevat onder meer richtlijnen, correspondentie, circulaires, namenlijsten en formulieren die gegevens betreffende veroordeelde delinquenten en gratieverzoeken bevatten, en petities van zowel voor- en tegenstanders van het opleggen van de doodstraf. Een groot deel van het archief bestaat uit gratiedossiers van individuele gevallen waarin al dan niet gratie werd verleend. Daarnaast bevat het nog enige documentatie.
Meer afbeeldingen in Oorlogsdossiers en bewijsmateriaal.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Molukse acties (1970-2000)
Omvang:
4,5 meter; 216 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief van het Ministerie van Justitie betreffende de Molukse acties bevat stukken betreffende een aantal gijzelingen door Molukkers in de jaren zeventig. Zoals de treinkaping in Wijster en de bezetting van het Indonesisch consulaat in Amsterdam in 1975, daarnaast de treinkaping bij de Punt en de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde in 1977. Verder nog enkele stukken betreffende de bezetting van het provinciehuis in Assen in 1978.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Rondetafelconferenties met Indonesië en met Suriname en de Nederlandse Antillen (1949-1962)
Omvang:
0,625 meter; 27 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat ten aanzien van de Rondetafelconferentie met Indonesië onder meer notulen betreffende staatkundige en staatsrechtelijke aangelegenheden, een ontwerp mantelresolutie, en deelnemerslijsten. Met betrekking tot de Rondetafelconferenties met Suriname en de Nederlandse Antillen bevinden zich in het archief onder meer stukken betreffende de voorbereiding en voorgeschiedenis van de conferenties, vooroverleg, een conceptverslag van de conferentie van 1952, notulen, en stukken betreffende de besprekingen over en ontwerpstatuten van een nieuwe rechtsorde. Daarnaast zijn er stukken betreffende de wens van Suriname tot onder meer een zelfstandig lidmaatschap van de VN.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Onderzoek naar excessen in Indonesië (1945-1969)
Omvang:
2,375 meter; 156 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het grootste deel van het archief bestaat uit archiefbescheiden die de Stuurgroep Indonesië 1945-1950 heeft gebruikt voor onderzoek dat leidde tot de zgn. "Excessennota", zoals stukken betreffende de APRA-actie te Bandung (waaronder processen-verbaal en verklaringen van getuigenverhoor), het dagboek van W. Schermerhorn, stukken uit het privé-archief van enkele leden van de in 1949 ingestelde Commissie van Onderzoek naar beweerde excessen door Nederlandse militairen in Indonesië (waaronder diverse dossiers), en stukken betreffende R.P.P. Westerling. Daarnaast bevat het archief onder meer vergaderstukken van de Stuurgroep. De bescheiden van de Coördinatiegroep Ordening van Archiefmateriaal bevatten onder meer vergaderverslagen en ingekomen en uitgegane stukken.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Semi-ambtelijk archief van minister I. Samkalden (1956-1966)
Omvang:
0,375 meter; 36 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
De archiefbescheiden hebben grotendeels betrekking op de twee perioden waarin I. Samkalden de functie van Minister van Justitie bekleedde. In het archief bevinden zich onder meer rapporten en nota's, ingekomen stukken, correspondentie met de minister-president (W. Drees), stukken betreffende de PvdA, de totstandkoming van het kabinet Cals-Vondeling (met betrekking tot het ministerie van Justitie), en de rellen bij het huwelijk van Prinses Beatrix in 1966. Het archief bevat tevens enkele foto's en enige stukken met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende het Koninklijk Huis (1816-1980)
Omvang:
0,625 meter; 37 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat stukken betreffende aangelegenheden inzake leden van het Koninklijk Huis. Dit zijn voornamelijk stukken betreffende de naamgeving en titelatuur van leden van het Koninklijk Huis, zoals de oorsprong en schrijfwijze van de titel en naam Oranje-Nassau. Verder lijsten en extracten uit registers van de Burgerlijke Stand betreffende - en stukken omtrent regelgeving en te volgen procedures bij - geboorten, huwelijken en sterfgevallen in het Koninklijke Huis.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders (1937-1941)
Omvang:
0,875 meter; 283 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bestaat uit dossiers inzake onderzoek door het parket van de officieren van Justitie in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar personen die tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) in dienst zijn geweest van het leger van de Spaansche Volksfrontregeering, de zogenaamde Oud-Spanjestrijders.
Inventaris van archiefbescheiden van het Ministerie van Justitie betreffende Slobodan Mitrić (Karate Bob) (1974 - 1986)
Omvang:
0,5 meter; 15 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat stukken betreffende aangelegenheden van de 13-jarige gevangenschap van Slobodan Mitrić, bijgenaamd 'Karate Bob'. Deze Joegoslaaf werd gevangen genomen naar aanleiding van de politieke moord op drie landgenoten te Amsterdam op 25 december 1973.
Het archiefje is tot 2036 niet openbaar. Van deze bepaling kan geen ontheffing worden verleend.
Inventaris van het archiefbestand van het Ministerie van Justitie betreffende Oorlogsmisdadigers (1950 - 1980)
Omvang:
10,4 meter; 281 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief betreffende oorlogsmisdadigers bevat archiefbescheiden over de uitvoering van het opsporings-, vervolgings- en gratiebeleid ten aanzien van oorlogsmisdadigers en andere politieke delinquenten ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, zoals ingekomen reacties van voor- en tegenstanders op een eventuele vrijlating van de drie van Breda. Daarnaast bevat het archief stukken betreffende het verlenen van gratie aan ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers en andere politieke delinquenten en uitspraken van de rechtbank.
Meer afbeeldingen in Oorlogsdossiers en bewijsmateriaal.
Inventaris van archiefbestanden van de bureaus Kabinet en Juridische Zaken van de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie, (1932 -) 1945 - 1952 (-1968)
Omvang:
22,25 meter; 2347 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bestaat grotendeels uit bescheiden van het Bureau Kabinet van de Afdeling Politie en bevat een grote serie dossiers inzake informatie betreffende natuurlijke personen, die werd verkregen van de procureurs-generaal en de voormalige Politiebuitendiensten te Parijs en Londen. Daarnaast bevat het stukken met betrekking tot inlichtingen ten aanzien van zowel natuurlijke als rechtspersonen, en rapporten van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV), later Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Deze stukken zijn onder meer gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog, Indonesië en communisme. Verder bevat het archief een aantal stukken betreffende juridische aangelegenheden, afkomstig van het Bureau Juridische Zaken van de Afdeling Politie.
Inventaris van bij het Ministerie van Justitie binnengekomen rapporten van de Inlichtingendiensten (1918 - 1925)
Omvang:
0,8 meter; 511 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Dit archief bestaat uit rapporten binnengekomen bij het Ministerie van Justitie en zijn afkomstig van de Centrale Inlichtingendienst en van de inlichtingendiensten van 's-Gravenhage, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Daarnaast bevat dit archief stukken afkomstig van het Parket van de Procureur-Generaal bij het Haagsche Gerechtshof en van de inlichtingendienst van de Generale Staf.
Inventaris van het archiefbestand Nederlandse lijst van vijandelijke onderdanen, de Zwarte lijst van het Ministerie van Justitie (1943 - 1945)
Omvang:
0,1 meter; 15 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archiefje bevat gedrukte lijsten van natuurlijke en rechtspersonen in neutrale landen verblijvend of gevestigd, die in de periode 1943-1945 door de Nederlandse overheid in ballingschap als vijandelijke onderdanen werden beschouwd. Het betreft uitgaven (merendeels afkomstig uit Londen) van verschillende jaren, alsmede supplementen daarop.
Inventaris van archiefbescheiden van het Ministerie van Justitie betreffende de schrootaffaire (1958 - 1964)
Omvang:
0,88 meter; 37 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief is ontstaan naar aanleiding van onderzoek (gedurende de periode 1958-1964) naar vermeende ernstige fraude in de schroothandel, door het afgeven van illegale uitvoervergunningen voor schroot (de schrootaffaire). Het archief bevat o.a. stukken (processen-verbaal, onderzoeksrapporten, vergaderstukken en brieven) betreffende de behandeling van de affaire in de Eerste en Tweede Kamer, betreffende getuigenverhoren, betreffende in- en uitvoer van schroot, verevening van geïmporteerd schroot en stukken betreffende de klokkenluider in deze zaak.
Bron:
De tekst van deze weblog is ontleend aan de archiefinventarissen, waarnaar verwezen wordt. De foto's zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Nationaal Archief, en behoren niet tot de geheime Justitiearchieven. De afgebeelde documenten zijn afkomstig uit niet-geheime dossiers van deze Justitiearchieven.
De archieven berusten nu wel in een openbare archiefbewaarplaats, het Nationaal Archief, maar volledig openbaar zijn de stukken niet. Op alle archieven rust een beperkende bepaling, welke in de meeste gevallen erop neer komt dat de onderzoeker wel inzage kan krijgen, maar dat deze schriftelijk moet verklaren de privacy van nog levende personen te zullen respecteren. Deze beperkingen zijn gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant.
Het 14e archief, het ambtelijk archief van Secretaris-Generaal A. Mulder (toegang 2.09.114), is fysiek nog niet overgebracht. Dat wordt bij een volgend archieftransport meegenomen. Dan zal ook de toegang gepubliceerd worden.
Ter toelichting:
De omvang wordt aangegeven in strekkende meter plankruimte, en in aantal inventarisnummers. Dat zijn de opvraagbare bestanddelen binnen een archief, variërend van een los document in een mapje tot een pak van enkele honderden stukken of een register in boekvorm of als kaartenbak.
Inventaris van de archieven betreffende het beleid inzake gratie op doodstraffen van het Ministerie van Justitie (1945-1977)
Omvang:
3 meter; 185 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
De archiefbescheiden hebben betrekking op het beleid inzake gratie op doodstraffen, die werden opgelegd aan zowel Nederlandse als Duitse politieke delinquenten na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog. Het archief bevat onder meer richtlijnen, correspondentie, circulaires, namenlijsten en formulieren die gegevens betreffende veroordeelde delinquenten en gratieverzoeken bevatten, en petities van zowel voor- en tegenstanders van het opleggen van de doodstraf. Een groot deel van het archief bestaat uit gratiedossiers van individuele gevallen waarin al dan niet gratie werd verleend. Daarnaast bevat het nog enige documentatie.
Meer afbeeldingen in Oorlogsdossiers en bewijsmateriaal.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Molukse acties (1970-2000)
Omvang:
4,5 meter; 216 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief van het Ministerie van Justitie betreffende de Molukse acties bevat stukken betreffende een aantal gijzelingen door Molukkers in de jaren zeventig. Zoals de treinkaping in Wijster en de bezetting van het Indonesisch consulaat in Amsterdam in 1975, daarnaast de treinkaping bij de Punt en de gijzeling van een lagere school in Bovensmilde in 1977. Verder nog enkele stukken betreffende de bezetting van het provinciehuis in Assen in 1978.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Rondetafelconferenties met Indonesië en met Suriname en de Nederlandse Antillen (1949-1962)
Omvang:
0,625 meter; 27 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat ten aanzien van de Rondetafelconferentie met Indonesië onder meer notulen betreffende staatkundige en staatsrechtelijke aangelegenheden, een ontwerp mantelresolutie, en deelnemerslijsten. Met betrekking tot de Rondetafelconferenties met Suriname en de Nederlandse Antillen bevinden zich in het archief onder meer stukken betreffende de voorbereiding en voorgeschiedenis van de conferenties, vooroverleg, een conceptverslag van de conferentie van 1952, notulen, en stukken betreffende de besprekingen over en ontwerpstatuten van een nieuwe rechtsorde. Daarnaast zijn er stukken betreffende de wens van Suriname tot onder meer een zelfstandig lidmaatschap van de VN.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Onderzoek naar excessen in Indonesië (1945-1969)
Omvang:
2,375 meter; 156 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het grootste deel van het archief bestaat uit archiefbescheiden die de Stuurgroep Indonesië 1945-1950 heeft gebruikt voor onderzoek dat leidde tot de zgn. "Excessennota", zoals stukken betreffende de APRA-actie te Bandung (waaronder processen-verbaal en verklaringen van getuigenverhoor), het dagboek van W. Schermerhorn, stukken uit het privé-archief van enkele leden van de in 1949 ingestelde Commissie van Onderzoek naar beweerde excessen door Nederlandse militairen in Indonesië (waaronder diverse dossiers), en stukken betreffende R.P.P. Westerling. Daarnaast bevat het archief onder meer vergaderstukken van de Stuurgroep. De bescheiden van de Coördinatiegroep Ordening van Archiefmateriaal bevatten onder meer vergaderverslagen en ingekomen en uitgegane stukken.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Semi-ambtelijk archief van minister I. Samkalden (1956-1966)
Omvang:
0,375 meter; 36 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
De archiefbescheiden hebben grotendeels betrekking op de twee perioden waarin I. Samkalden de functie van Minister van Justitie bekleedde. In het archief bevinden zich onder meer rapporten en nota's, ingekomen stukken, correspondentie met de minister-president (W. Drees), stukken betreffende de PvdA, de totstandkoming van het kabinet Cals-Vondeling (met betrekking tot het ministerie van Justitie), en de rellen bij het huwelijk van Prinses Beatrix in 1966. Het archief bevat tevens enkele foto's en enige stukken met betrekking tot de Tweede Wereldoorlog.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende het Koninklijk Huis (1816-1980)
Omvang:
0,625 meter; 37 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat stukken betreffende aangelegenheden inzake leden van het Koninklijk Huis. Dit zijn voornamelijk stukken betreffende de naamgeving en titelatuur van leden van het Koninklijk Huis, zoals de oorsprong en schrijfwijze van de titel en naam Oranje-Nassau. Verder lijsten en extracten uit registers van de Burgerlijke Stand betreffende - en stukken omtrent regelgeving en te volgen procedures bij - geboorten, huwelijken en sterfgevallen in het Koninklijke Huis.
Inventaris van het archief van het Ministerie van Justitie: Archiefbescheiden betreffende Oud-Spanjestrijders (1937-1941)
Omvang:
0,875 meter; 283 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bestaat uit dossiers inzake onderzoek door het parket van de officieren van Justitie in opdracht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken naar personen die tijdens de Spaanse Burgeroorlog (1936-1939) in dienst zijn geweest van het leger van de Spaansche Volksfrontregeering, de zogenaamde Oud-Spanjestrijders.
Inventaris van archiefbescheiden van het Ministerie van Justitie betreffende Slobodan Mitrić (Karate Bob) (1974 - 1986)
Omvang:
0,5 meter; 15 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bevat stukken betreffende aangelegenheden van de 13-jarige gevangenschap van Slobodan Mitrić, bijgenaamd 'Karate Bob'. Deze Joegoslaaf werd gevangen genomen naar aanleiding van de politieke moord op drie landgenoten te Amsterdam op 25 december 1973.
Het archiefje is tot 2036 niet openbaar. Van deze bepaling kan geen ontheffing worden verleend.
Inventaris van het archiefbestand van het Ministerie van Justitie betreffende Oorlogsmisdadigers (1950 - 1980)
Omvang:
10,4 meter; 281 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief betreffende oorlogsmisdadigers bevat archiefbescheiden over de uitvoering van het opsporings-, vervolgings- en gratiebeleid ten aanzien van oorlogsmisdadigers en andere politieke delinquenten ten tijde van de Tweede Wereldoorlog, zoals ingekomen reacties van voor- en tegenstanders op een eventuele vrijlating van de drie van Breda. Daarnaast bevat het archief stukken betreffende het verlenen van gratie aan ter dood veroordeelde oorlogsmisdadigers en andere politieke delinquenten en uitspraken van de rechtbank.
Meer afbeeldingen in Oorlogsdossiers en bewijsmateriaal.
Inventaris van archiefbestanden van de bureaus Kabinet en Juridische Zaken van de Afdeling Politie van het Ministerie van Justitie, (1932 -) 1945 - 1952 (-1968)
Omvang:
22,25 meter; 2347 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief bestaat grotendeels uit bescheiden van het Bureau Kabinet van de Afdeling Politie en bevat een grote serie dossiers inzake informatie betreffende natuurlijke personen, die werd verkregen van de procureurs-generaal en de voormalige Politiebuitendiensten te Parijs en Londen. Daarnaast bevat het stukken met betrekking tot inlichtingen ten aanzien van zowel natuurlijke als rechtspersonen, en rapporten van het Bureau Nationale Veiligheid (BNV), later Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD). Deze stukken zijn onder meer gerelateerd aan de Tweede Wereldoorlog, Indonesië en communisme. Verder bevat het archief een aantal stukken betreffende juridische aangelegenheden, afkomstig van het Bureau Juridische Zaken van de Afdeling Politie.
Inventaris van bij het Ministerie van Justitie binnengekomen rapporten van de Inlichtingendiensten (1918 - 1925)
Omvang:
0,8 meter; 511 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Dit archief bestaat uit rapporten binnengekomen bij het Ministerie van Justitie en zijn afkomstig van de Centrale Inlichtingendienst en van de inlichtingendiensten van 's-Gravenhage, Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Daarnaast bevat dit archief stukken afkomstig van het Parket van de Procureur-Generaal bij het Haagsche Gerechtshof en van de inlichtingendienst van de Generale Staf.
Inventaris van het archiefbestand Nederlandse lijst van vijandelijke onderdanen, de Zwarte lijst van het Ministerie van Justitie (1943 - 1945)
Omvang:
0,1 meter; 15 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archiefje bevat gedrukte lijsten van natuurlijke en rechtspersonen in neutrale landen verblijvend of gevestigd, die in de periode 1943-1945 door de Nederlandse overheid in ballingschap als vijandelijke onderdanen werden beschouwd. Het betreft uitgaven (merendeels afkomstig uit Londen) van verschillende jaren, alsmede supplementen daarop.
Inventaris van archiefbescheiden van het Ministerie van Justitie betreffende de schrootaffaire (1958 - 1964)
Omvang:
0,88 meter; 37 inventarisnummers
Samenvatting van de inhoud van het archief:
Het archief is ontstaan naar aanleiding van onderzoek (gedurende de periode 1958-1964) naar vermeende ernstige fraude in de schroothandel, door het afgeven van illegale uitvoervergunningen voor schroot (de schrootaffaire). Het archief bevat o.a. stukken (processen-verbaal, onderzoeksrapporten, vergaderstukken en brieven) betreffende de behandeling van de affaire in de Eerste en Tweede Kamer, betreffende getuigenverhoren, betreffende in- en uitvoer van schroot, verevening van geïmporteerd schroot en stukken betreffende de klokkenluider in deze zaak.
Bron:
De tekst van deze weblog is ontleend aan de archiefinventarissen, waarnaar verwezen wordt. De foto's zijn afkomstig uit de Beeldbank van het Nationaal Archief, en behoren niet tot de geheime Justitiearchieven. De afgebeelde documenten zijn afkomstig uit niet-geheime dossiers van deze Justitiearchieven.
Sociale netwerken
Onlangs lid geworden van Hyves. Heb al één vriendin, mijn oudste dochter. Vooralsnog zie ik van dit soort sites de voordelen niet zo. Het gaat vooral om het onderhouden van contacten. Als je tot een community wil behoren, kan het heel nuttig zijn. Nu doe ik iets met een forum, en met nieuwsgroepen. En verder gaan de contacten toch meestal nog peer to peer. Niet iedereen hoeft te weten wat ik aan anderen te melden heb.
Voor een archiefdienst kan dit wel een mogelijkheid zijn, om deel te nemen aan een website van een community. De Polar Bear Expedition is een van de eerste en ook de meest beroemde. De ervaring leert dat het heel veel tijd en moeite kost om zo'n site in stand te houden. Want het is een community, en je hebt je als een communitylid te gedragen. Zoals met vele van de 23 dingen vereist dit, als je er als instelling mee wilt werken, een gedegen voorbereiding en planning. En vooral duidelijkheid over wat je er mee wilt bereiken.
Voor een archiefdienst kan dit wel een mogelijkheid zijn, om deel te nemen aan een website van een community. De Polar Bear Expedition is een van de eerste en ook de meest beroemde. De ervaring leert dat het heel veel tijd en moeite kost om zo'n site in stand te houden. Want het is een community, en je hebt je als een communitylid te gedragen. Zoals met vele van de 23 dingen vereist dit, als je er als instelling mee wilt werken, een gedegen voorbereiding en planning. En vooral duidelijkheid over wat je er mee wilt bereiken.
Het library-ding
Dat ziet er leuk uit. Je eigen boeken catalogiseren. Als je van ordenen en beschrijven houdt, moet dit toch het summum zijn. Nou ja, het summum is wel erg hoog, maar het biedt mogelijkheden. Het is wel een bewerkelijk ding. Het kost toch vrij veel tijd om je boeken erin te krijgen. Met het zoeken in de catalogi van bibliotheken kom je een heel eind, maar als je wat obscure boeken toevoegt, dan moet je wel even zelf een titelblad toevoegen. Ook leuk, maar vergeet het woord "even" even. En laat ik nu meteen maar 10 objecten te hebben opgenomen, die nog niet eerder waren toegevoegd. Of misschien was de titel net weer even anders geschreven. En natuurlijk geen ISBN- of ISSN-nummer, dus dat helpt ook niet. Zie hier:
Het lijkt me een leuk ding voor mensen met dezelfde passie, die bovendien daarbij boeken en tijdschriften nodig hebben. Voor onze instelling kan het ook nuttig zijn, maar ik denk dat het dan goed is om een of enkele thema's te benoemen en daarbij de relevante literartuur te zoeken en aan te bieden. Zomaar alles zal voor een speciale bibliotheek met zeer geringe bezetting toch net iets te hoog gegrepen zijn. Bovendien is het toch ook van belang om te weten of het enig effect heeft. En dat kan alleen maar door eerst een doel te stellen en dan deze in meetbare termen te definiëren. Bijvoorbeeld: een groter publieksbereik, blijkend uit meer uitleningen aan niet-collega's, of uit meer raadplegingen van de online catalogus van buiten het NA.
Dus een mooi ding, maar niet iets dat je al te ondoordacht moet gaan gebruiken.
Het lijkt me een leuk ding voor mensen met dezelfde passie, die bovendien daarbij boeken en tijdschriften nodig hebben. Voor onze instelling kan het ook nuttig zijn, maar ik denk dat het dan goed is om een of enkele thema's te benoemen en daarbij de relevante literartuur te zoeken en aan te bieden. Zomaar alles zal voor een speciale bibliotheek met zeer geringe bezetting toch net iets te hoog gegrepen zijn. Bovendien is het toch ook van belang om te weten of het enig effect heeft. En dat kan alleen maar door eerst een doel te stellen en dan deze in meetbare termen te definiëren. Bijvoorbeeld: een groter publieksbereik, blijkend uit meer uitleningen aan niet-collega's, of uit meer raadplegingen van de online catalogus van buiten het NA.
Dus een mooi ding, maar niet iets dat je al te ondoordacht moet gaan gebruiken.
zondag 11 oktober 2009
Casten en Tuben
Met beeld en geluid heb ik niet zoveel. Ik ben toch vooral 'tekstueel' ingesteld. Podcast, MP3, neen dat hoeft voor mij niet. Ik heb het even geprobeerd met een Walkman, ja van Sony, maar dat ding is na een paar keer ongebruikt in de kast terecht gekomen, en vervolgens geruisloos verdwenen. In het ronde archief, denk ik. Ik luister wel gewoon via de radio naar muziek, digitaal of gewoon analoog. Ik heb nog even geprobeerd om een RSS-feed in Netvibes te krijgen van de Radio 4-programma's Amoroso, Zondagochtendconcert en Viertakt op zaterdag, maar dat is me niet gelukt.
De professionele voorbeelden van de verscheidene National Archives waren ook niet echt overweldigend, althans mij spraken ze niet aan.
Een kleine toepassing zie ik nog voor het geven van uitleg bij bepaalde archieven of archiefseries in inventarissen. Soms is een uitgebreide toelichting mondeling, dus als geluid, beter te pruimen dan een lap tekst.
Een vergelijkbare ervaring heb ik met You Tube. Het is niet mijn favoriet, maar ook hier zie ik dezelfde mogelijkheden: uitleg in een filmpje met tekst op onze website. Het maken van zo'n filmpje zal nog wel wat tijd kosten, dus de implementatie van deze techniek zal, áls we er al aan beginnen, heel langzaam gaan.
Op You Tube zijn onvoorstelbaar veel filmpjes te vinden, over allerlei onderwerpen. En meestal van een heel matige kwaliteit. Zo zijn er over het spannende onderwerp "autobussen" al meer dan 25.000!
Maar er zitten ook juweeltjes tussen. Mijn kamergenoot heeft me geattendeerd op het bedrijfsuitje van Hitler:
Van dit type absurde humor kan ik geen genoeg krijgen. Maar om nu You Tube af te struinen, op zoek naar deze pareltjes. Neen daarvoor ben ik te lui. Ik houd me wel aanbevolen voor tips ....
De professionele voorbeelden van de verscheidene National Archives waren ook niet echt overweldigend, althans mij spraken ze niet aan.
Een kleine toepassing zie ik nog voor het geven van uitleg bij bepaalde archieven of archiefseries in inventarissen. Soms is een uitgebreide toelichting mondeling, dus als geluid, beter te pruimen dan een lap tekst.
Een vergelijkbare ervaring heb ik met You Tube. Het is niet mijn favoriet, maar ook hier zie ik dezelfde mogelijkheden: uitleg in een filmpje met tekst op onze website. Het maken van zo'n filmpje zal nog wel wat tijd kosten, dus de implementatie van deze techniek zal, áls we er al aan beginnen, heel langzaam gaan.
Op You Tube zijn onvoorstelbaar veel filmpjes te vinden, over allerlei onderwerpen. En meestal van een heel matige kwaliteit. Zo zijn er over het spannende onderwerp "autobussen" al meer dan 25.000!
Maar er zitten ook juweeltjes tussen. Mijn kamergenoot heeft me geattendeerd op het bedrijfsuitje van Hitler:
Van dit type absurde humor kan ik geen genoeg krijgen. Maar om nu You Tube af te struinen, op zoek naar deze pareltjes. Neen daarvoor ben ik te lui. Ik houd me wel aanbevolen voor tips ....
Twitteren en chatten
Twitteren was zo ongeveer het eerste ding dat ik ook daadwerkelijk ben gaan gebruiken. De aanleiding was de mededeling - per interne e-mail - dat de Schaghenbrief zijn ervaringen van de reis naar New York ons al twitterend zou meedelen. Dat was nieuw, en dat leek me wel leuk. En geleidelijk heb ik zo wat berichtjes achtergelaten, meestal als reactie op een tweet van een ander.
Een aardige feature, die door Eric Hennekam als essentieel wordt geacht om je als archiefdienst staande te houden in de huidige digitale wereld. Hoewel zijn oordeel de potentie ervan wellicht iets overschat, zijn de niet-gebruikers eerder geneigd de mogelijkheden van deze en andere web 2.0-middelen te onderschatten. Je kunt er inderdaad een ander publiek mee bereiken. Maar dat gaat niet vanzelf. Af en toe lukraak een berichtje posten, dat dan door een paar volgers wordt opgepikt, ach, dat zet geen zoden aan de dijk. Ook de Schaghenbrief heeft maar zo'n 120 volgers. Maar met gerichte berichtjes, en simpele links naar uitgebreidere info - met plaatjes, uiteraard - is best op relatief eenvoudige en goedkope wijze op den duur een breder 'audience' te krijgen.
Ik zie hier wel een mogelijkheid voor ons. We kunnen als archivarissen onze vondsten, de leuke dingen die we tegenkomen, via Twitter bekend maken. En dan in een blog er wat meer over schrijven. Dat betekent wel dus eerst een blog maken en dan pas een tweet. Dus niet zoals ik dat nu heb gedaan. Een vondst over een petitie tegen een Deense film, welke de spot zou drijven met Jezus Christus. Bij toeval las ik in de inventaris van het archief van de Tweede Kamer dat die petitie in 1973 was ingediend. Uit nader onderzoek in de digitale Handelingen van de Staten-Generaal (prima gedaan Koninklijke Bibliotheek!) bleek dat het om een petitie met 5897 protesten ging, georganiseerd door de conservatieve katholiek Klaas Beuker, tegen een Deense film over het liefdesleven van Jezus. Eerst een blog maken, met een scan van een van de documenten, en dán pas een tweet de wereld insturen. Zoals ik het nu heb gedaan heeft het toch geen effect, omdat niemand de stukken kan zien.
Over het chatten ben ik iets minder enthousiast. Ik ben er met tegenzin aan begonnen, want ik heb er in het verleden wel enige harde woorden met mijn dochters over gehad. Die zijn het fenomeen inmiddels ontgroeid en beperken zich tot het sms-en. Ik heb dus een account, en inmiddels wel twee contacten. Maar het chatten lukt niet zo goed als het kletsen in real life. Maar ook hier zijn er mogelijkheden voor ons als archiefdienst. Het moet wél georganiseerd worden, want dit groeit niet vanzelf. Al was het maar omdat de infrastructuur een beetje moet worden aangepast (software installeren!). De medewerkers 'Studiezaal en Inlichtingen' zouden bij vragen van onderzoekers aan de balie of telefoon snel een vraagje kunnen intypen. De inhoudelijk goed ingevoerde collega's zouden dan daarop onmiddellijk kunnen reageren, voor zover ze het antwoord weten en voor zover ze op dat moment online zijn en de tijd ervoor hebben. Maar met een personeelsformatie als het Nationaal Archief moet dat toch lukken?
Een aardige feature, die door Eric Hennekam als essentieel wordt geacht om je als archiefdienst staande te houden in de huidige digitale wereld. Hoewel zijn oordeel de potentie ervan wellicht iets overschat, zijn de niet-gebruikers eerder geneigd de mogelijkheden van deze en andere web 2.0-middelen te onderschatten. Je kunt er inderdaad een ander publiek mee bereiken. Maar dat gaat niet vanzelf. Af en toe lukraak een berichtje posten, dat dan door een paar volgers wordt opgepikt, ach, dat zet geen zoden aan de dijk. Ook de Schaghenbrief heeft maar zo'n 120 volgers. Maar met gerichte berichtjes, en simpele links naar uitgebreidere info - met plaatjes, uiteraard - is best op relatief eenvoudige en goedkope wijze op den duur een breder 'audience' te krijgen.
Ik zie hier wel een mogelijkheid voor ons. We kunnen als archivarissen onze vondsten, de leuke dingen die we tegenkomen, via Twitter bekend maken. En dan in een blog er wat meer over schrijven. Dat betekent wel dus eerst een blog maken en dan pas een tweet. Dus niet zoals ik dat nu heb gedaan. Een vondst over een petitie tegen een Deense film, welke de spot zou drijven met Jezus Christus. Bij toeval las ik in de inventaris van het archief van de Tweede Kamer dat die petitie in 1973 was ingediend. Uit nader onderzoek in de digitale Handelingen van de Staten-Generaal (prima gedaan Koninklijke Bibliotheek!) bleek dat het om een petitie met 5897 protesten ging, georganiseerd door de conservatieve katholiek Klaas Beuker, tegen een Deense film over het liefdesleven van Jezus. Eerst een blog maken, met een scan van een van de documenten, en dán pas een tweet de wereld insturen. Zoals ik het nu heb gedaan heeft het toch geen effect, omdat niemand de stukken kan zien.
Over het chatten ben ik iets minder enthousiast. Ik ben er met tegenzin aan begonnen, want ik heb er in het verleden wel enige harde woorden met mijn dochters over gehad. Die zijn het fenomeen inmiddels ontgroeid en beperken zich tot het sms-en. Ik heb dus een account, en inmiddels wel twee contacten. Maar het chatten lukt niet zo goed als het kletsen in real life. Maar ook hier zijn er mogelijkheden voor ons als archiefdienst. Het moet wél georganiseerd worden, want dit groeit niet vanzelf. Al was het maar omdat de infrastructuur een beetje moet worden aangepast (software installeren!). De medewerkers 'Studiezaal en Inlichtingen' zouden bij vragen van onderzoekers aan de balie of telefoon snel een vraagje kunnen intypen. De inhoudelijk goed ingevoerde collega's zouden dan daarop onmiddellijk kunnen reageren, voor zover ze het antwoord weten en voor zover ze op dat moment online zijn en de tijd ervoor hebben. Maar met een personeelsformatie als het Nationaal Archief moet dat toch lukken?
Labels:
23ad,
chatten,
Klaas Beuker,
Staten-Generaal digitaal,
twitteren
maandag 21 september 2009
Wiki
Even geoefend met het maken van een Wiki. Dat is niet zo moeilijk. Het lijkt sterk om het maken van een blog. Maar het gezamenlijk onderhouden van een set samenhangende wiki-pagina's lijkt me wat lastiger. Oké, je kunt natuurlijk Gods water over Gods akker laten lopen en maar afwachten of de wisdom of the crowd er wat mooiers en beters van maakt. Dat levert soms fraaie resultaten op. Inmiddels zijn er zelfs op Wiki al een soort politieagenten bezig, waardoor de vrijheid toch aardig ingeperkt wordt.
Zelf had ik al enige ervaring met het aanvullen en corrigeren van bestaande wiki-artikelen. Dat kost vrij veel tijd als je dat zorgvuldig wilt doen. Maar mijn ervaring is dat in de meeste gevallen deze aanvullingen en verbeteringen door de "eigenaar" van die artikelen ongedaan gemaakt werden. Laat maar, denk ik dan...
Intern - bij DTNA - werken we wel met een wiki. Ook hier blijkt dat maar een of een enkele collega zich geroepen voelt om informatie aan te leveren in een vorm die in een wiki-artikel past. Hier is mijn ervaring dat het wijzigen écht lastig wordt als je gegevens op een andere wijze wilt ordenen, dus drie pagina's samenvoegen tot twee.
Een Wiki is een mooi instrument, maar het vereist, zoals de meeste instrumenten, tijd. Tijd om ervan gebruik te leren maken en tijd om er zorgvuldig mee om te gaan.
Zelf had ik al enige ervaring met het aanvullen en corrigeren van bestaande wiki-artikelen. Dat kost vrij veel tijd als je dat zorgvuldig wilt doen. Maar mijn ervaring is dat in de meeste gevallen deze aanvullingen en verbeteringen door de "eigenaar" van die artikelen ongedaan gemaakt werden. Laat maar, denk ik dan...
Intern - bij DTNA - werken we wel met een wiki. Ook hier blijkt dat maar een of een enkele collega zich geroepen voelt om informatie aan te leveren in een vorm die in een wiki-artikel past. Hier is mijn ervaring dat het wijzigen écht lastig wordt als je gegevens op een andere wijze wilt ordenen, dus drie pagina's samenvoegen tot twee.
Een Wiki is een mooi instrument, maar het vereist, zoals de meeste instrumenten, tijd. Tijd om ervan gebruik te leren maken en tijd om er zorgvuldig mee om te gaan.
Opperhoutvesterij
Een van de meer intrigerende archieven in het Nationaal Archief is dat van de Opperhoutvesterij uit de periode 1814-1856. Het is een redelijk omvangrijk archief (ruim 250 meter plankruimte), uit de eerste helft van de negentiende eeuw, waaruit betrekkelijk weinig is vernietigd. Het archief bestaat voornamelijk uit enkele grote chronologische series, bestaande uit ingekomen en minuten (goedgekeurde concepten) van uitgaande brieven en besluiten (1650 dozen) en alfabetisch ingerichte onderwerpen- en namenregisters, indices en klappers genaamd (75 delen). Daarnaast bevat het archief nog een hoeveelheid dossiers over verschillende onderwerpen.
Dit archief behoort tot de categorie weinig geraadpleegde archieven. Dat komt vooral omdat niet duidelijk is wat er in dit archief te vinden is. En waarschijnlijk ook omdat de onderwerpen, welke in het archief te vinden zijn, slechts weinig mensen interesseren. Want het archief bevat de correspondentie van de Opperhoutvester over het toekennen van vergunningen voor de jacht en de binnenvisserij, het innen van boeten wegens overtredingen van jacht- en visserijverboden, het bestrijden van schadelijk gedierte. Alle jachtrechten, ook die van oude oorsprong, moesten geregistreerd worden. Bijzonder zijn nog de registraties van eendenkooien, duiventillen en zwanendriften.
Jacht en visserij vormen thans nauwelijks nog een bron van bestaan. Het wordt thans nog uitgeoefend als een liefhebberij, zeer tegen de zin van bepaalde groepen dierenliefhebbers. Maar in de negentiende eeuw (en in de eeuwen ervoor) was dat anders. Grote aantallen mensen verdienden een bescheiden inkomen aan het jagen op eenden en konijnen en ander wild. De eigenaars van de gronden en wateren bezaten vaak het jacht- en visrecht. Deze eigenaren probeerden door verpachting en verhuur inkomsten te genereren uit hun rechten. Maar de minderbedeelden probeerden ook wel eens een konijn of een vis te verschalken. Deze vorm van stroperij werd ook toen niet op prijs gesteld en zwaar vervolgd en streng gestraft. Van al deze activiteiten zijn gegevens in dit archief te vinden. Helaas maakt de relatieve ontoegankelijkheid van en onbekendheid met het archief het er voor de onderzoeker niet gemakkelijker op. Toch maar eens een keertje proberen? Begin dan met de "Tabellen" waarin de jacht- en visrechten, alsmede de duiventillen, eendenkooien en zwanendriften zijn geregistreerd, met alfabetische naamindexen als toegang.
Zie de toegang op dit archief (2.04.30), inventarisnummers 1788-2071.
Dit archief behoort tot de categorie weinig geraadpleegde archieven. Dat komt vooral omdat niet duidelijk is wat er in dit archief te vinden is. En waarschijnlijk ook omdat de onderwerpen, welke in het archief te vinden zijn, slechts weinig mensen interesseren. Want het archief bevat de correspondentie van de Opperhoutvester over het toekennen van vergunningen voor de jacht en de binnenvisserij, het innen van boeten wegens overtredingen van jacht- en visserijverboden, het bestrijden van schadelijk gedierte. Alle jachtrechten, ook die van oude oorsprong, moesten geregistreerd worden. Bijzonder zijn nog de registraties van eendenkooien, duiventillen en zwanendriften.
Jacht en visserij vormen thans nauwelijks nog een bron van bestaan. Het wordt thans nog uitgeoefend als een liefhebberij, zeer tegen de zin van bepaalde groepen dierenliefhebbers. Maar in de negentiende eeuw (en in de eeuwen ervoor) was dat anders. Grote aantallen mensen verdienden een bescheiden inkomen aan het jagen op eenden en konijnen en ander wild. De eigenaars van de gronden en wateren bezaten vaak het jacht- en visrecht. Deze eigenaren probeerden door verpachting en verhuur inkomsten te genereren uit hun rechten. Maar de minderbedeelden probeerden ook wel eens een konijn of een vis te verschalken. Deze vorm van stroperij werd ook toen niet op prijs gesteld en zwaar vervolgd en streng gestraft. Van al deze activiteiten zijn gegevens in dit archief te vinden. Helaas maakt de relatieve ontoegankelijkheid van en onbekendheid met het archief het er voor de onderzoeker niet gemakkelijker op. Toch maar eens een keertje proberen? Begin dan met de "Tabellen" waarin de jacht- en visrechten, alsmede de duiventillen, eendenkooien en zwanendriften zijn geregistreerd, met alfabetische naamindexen als toegang.
Zie de toegang op dit archief (2.04.30), inventarisnummers 1788-2071.
maandag 7 september 2009
Tagging
Tagging door het publiek: dat zou mooi zijn als het voor de gewone bezoekers van onze website erg simpel zou zijn om inhoudelijke trefwoorden toe te voegen aan materiaal dat op onze site wordt gepresenteerd. En NA4All zal dat ook mogelijk maken. Maar of deze feature door het publiek ook gebruikt gaat worden waarvoor wij het bedoeld hebben, moet nog afgewacht worden. Uit de ervaringen met Flickr the commons is gebleken dat men wel wil reageren. Maar de hoeveelheid echt aanvullende informatie was toch erg beperkt.
Of onderzoekers ook nog bereid zijn aanvullend inhoudelijk commentaar te leveren bij beschrijvingen in onze archieftoegangen, waag ik te betwijfelen. O ja, het zal vast wel eens een keertje gebeuren. Onlangs kreeg ik het verzoek om bij een neutrale, nietszeggende beschrijving (ingekomen en minuten van uitgaande brieven) de mededeling aan te brengen dat er stukken in zaten betreffende de zeldzame gietijzeren kilometerpaaltjes. Volgend jaar kan de verzoeker dat zelf doen. Maar het zal heel sporadisch gebeuren. Misschien als het héél gemakkelijk en intuïtief kan: als je de stukken in de studiezaal raadpleegt en tegelijkertijd de digitale toegang op je laptop open hebt staan (hebben we gratis WiFi in de studiezaal?).
Voorlopig: eerst zien en dan geloven. Maar het is wel een tooltje met potentie.
Of onderzoekers ook nog bereid zijn aanvullend inhoudelijk commentaar te leveren bij beschrijvingen in onze archieftoegangen, waag ik te betwijfelen. O ja, het zal vast wel eens een keertje gebeuren. Onlangs kreeg ik het verzoek om bij een neutrale, nietszeggende beschrijving (ingekomen en minuten van uitgaande brieven) de mededeling aan te brengen dat er stukken in zaten betreffende de zeldzame gietijzeren kilometerpaaltjes. Volgend jaar kan de verzoeker dat zelf doen. Maar het zal heel sporadisch gebeuren. Misschien als het héél gemakkelijk en intuïtief kan: als je de stukken in de studiezaal raadpleegt en tegelijkertijd de digitale toegang op je laptop open hebt staan (hebben we gratis WiFi in de studiezaal?).
Voorlopig: eerst zien en dan geloven. Maar het is wel een tooltje met potentie.
Webdocs en Web 2.0
De technologie van Web 2.0 opent nieuwe mogelijkheden. Het samen aan een document werken is daarvan slechts één. Het is een mogelijkheid waarvan ik nou niet het gevoel heb: eindelijk kan het, wat heb ik daar lang op moeten wachten. Of we het gaan gebruiken, hangt van de mensen in je directe omgeving af. Zo heeft het jaren geduurd voordat we op kantoor massaal e-mail gingen gebruiken, terwijl de mogelijkheid er al was. Als je als eenling hieraan begint, zal het vrij zinloos blijken te zijn. Ikzelf ben niet zo'n voorloper. Ik ben wel nieuwsgierig, en snuffel graag, maar mijn gedrag veranderen, tja, dat is wel veel gevraagd. Zo heeft het ook enkele jaren geduurd voordat ik het nut ervoer van het World Wide Web. Nu zou ik niet meer zonder kunnen.
Google Docs en ZoHo zien er gelikt uit. Ze zijn wat traag. En echt grote documenten kunnen ze nog niet aan. Voorlopig houdt ik het even bij het bewerken van andermans documenten met de functie 'wijzigen aan'.
Google Docs en ZoHo zien er gelikt uit. Ze zijn wat traag. En echt grote documenten kunnen ze nog niet aan. Voorlopig houdt ik het even bij het bewerken van andermans documenten met de functie 'wijzigen aan'.
zondag 6 september 2009
Een maand naar Japan
Neen, ik blijf gewoon thuis. De viering van 400 jaar Japans-Nederlandse handelsbetrekkingen heeft het niet noodzakelijk gemaakt dat ik als archivaris naar Japan moet. De Japanners, hunne keizerlijke hoogheden voorop, zijn naar Nederland gekomen.
Mijn oudste dochter is zojuist vertrokken voor een vakantie van een maand naar Japan. Alleen. De heenreis en de terugreis zijn geregeld, evenals slaapplaatsen voor de eerste dagen en een treinabonnement. En verder ziet ze wel. Als vader sta je daar toch met gemengde gevoelens tegenover. Je dochter mag dan wel volwassen zijn, ze is tenslotte 24, maar toch. Je bent trots dat ze het avontuur aandurft, en tegelijkertijd bezorgd dat ze in problemen komt. Ze spreekt en leest de taal niet, dus hoe redt ze het dan. Ik moet er zelf niet aan denken om me zo in het ongewisse te storten. En mijn vrouw ook niet. Maar ja, wij zijn natuurlijk wel een paar jaartjes ouder en bezadigder. En wij zijn ook niet zo avontuurlijk ingesteld. Dus van wie heeft ze dan de durf?
Toen ik zo oud was als mijn dochter, heb ik ook een paar reizen gemaakt. Met de trein naar Istanbul en vandaar door Anatolië naar Teheran, en weer terug over Rostov en Warschau. Een ook nog een reis naar Chabarowsk met de Transsiberië Express. Maar dat was toch anders, want we reisden in een groep, en niet alleen. Ik weet ook niet of mijn ouders bezorgd om mij waren.
En nu rest ons niet meer dan onze ziel in lijdzaamheid te bezitten en haar ervaringen via internet te volgen. Hopelijk wordt ze niet ziek, is noodhulp niet nodig en kunnen we haar over een maand weer vrolijk van Schiphol ophalen. En is mijn dochter een aantal mooie ervaringen rijker.
Mijn oudste dochter is zojuist vertrokken voor een vakantie van een maand naar Japan. Alleen. De heenreis en de terugreis zijn geregeld, evenals slaapplaatsen voor de eerste dagen en een treinabonnement. En verder ziet ze wel. Als vader sta je daar toch met gemengde gevoelens tegenover. Je dochter mag dan wel volwassen zijn, ze is tenslotte 24, maar toch. Je bent trots dat ze het avontuur aandurft, en tegelijkertijd bezorgd dat ze in problemen komt. Ze spreekt en leest de taal niet, dus hoe redt ze het dan. Ik moet er zelf niet aan denken om me zo in het ongewisse te storten. En mijn vrouw ook niet. Maar ja, wij zijn natuurlijk wel een paar jaartjes ouder en bezadigder. En wij zijn ook niet zo avontuurlijk ingesteld. Dus van wie heeft ze dan de durf?
Toen ik zo oud was als mijn dochter, heb ik ook een paar reizen gemaakt. Met de trein naar Istanbul en vandaar door Anatolië naar Teheran, en weer terug over Rostov en Warschau. Een ook nog een reis naar Chabarowsk met de Transsiberië Express. Maar dat was toch anders, want we reisden in een groep, en niet alleen. Ik weet ook niet of mijn ouders bezorgd om mij waren.
En nu rest ons niet meer dan onze ziel in lijdzaamheid te bezitten en haar ervaringen via internet te volgen. Hopelijk wordt ze niet ziek, is noodhulp niet nodig en kunnen we haar over een maand weer vrolijk van Schiphol ophalen. En is mijn dochter een aantal mooie ervaringen rijker.
woensdag 2 september 2009
EAD en de Annual Meeting van de SAA in 2009
Een bezoek aan de jaarlijkse vergadering van de Society of American Archivists is voor mij inmiddels routine geworden. Je weet hoe het georganiseerd is, en wat je ongeveer kunt verwachten. De eerste keer, in 2003 in Los Angeles, was het spannend omdat alles nieuw voor me was. Nu, in Austin Texas, kon ik mij als een routinier bewegen, hier en daar oude bekenden groetend, een praatje makend, en vooral efficiënt de informatie halen waarnaar ik op zoek ben, of waarin ik geïnteresseerd ben.
De jaarvergadering van de SAA is gewoonlijk groots opgezet, en duurt een week, dit jaar van maandag 10 tot en met zondag 17 augustus. De maandag is alleen voor SAA-bestuurders, en wordt dus door de meeste deelnemers gevoeglijk overgeslagen. Dinsdag en woensdag is gevuld met vergaderingen van commissies en groepen van de SAA, welke voor leden en niet-leden toegankelijk zijn. Donderdag, vrijdag en zaterdag zijn gevuld met de vele sessies, workshops, seminars en presentaties. Zo'n 75 parallelsessies zijn er georganiseerd, steeds 10 à 11 tegelijk in zeven dagdelen. Ieder van de ca. 1150 deelnemers moet dan uit dit aanbod een keuze maken en kan maximaal 7 sessies bijwonen. Tussendoor zijn er nog plenaire bijeenkomsten met een formeel (opening en sluiting), ceremonieel (uitreiking awards), commercieel (bedrijfspresentaties) of entertainment karakter (receptie, 'archives in the movies'). Op zondagochtend sluit de bijeenkomst van de EAD Working Group de jaarvergadering van de SAA af.
Woensdag 12 augustus vonden de 'roundtables' plaats van de SAA-groepen EAD, Archivist's Toolkit, OCLC-RLG en van de Description Section. Deze bijeenkomsten werden de werkzaamheden en de resultaten van het afgelopen jaar toegelicht en besproken. Bijzonder interessant was de presentatie van Mark Matienzo van de New York Public Library. Hij beweerde dat EAD maar beter afgeschaft kon worden, want het was een slecht ontwerp. Het was een vermenging van beschrijvingen van archiefdocumenten en contextuele informatie. En als we EAD niet wilden afschaffen, moest het vooral strakker worden, gericht op koppeling met databases, en vooral ook op het semantische web.
De volgende dagen waren bestemd voor de sessies. Ik heb presentaties bijgewoond over het gebruik van Web 2.0-technieken, het creëren en ondersteunen van online communities, massale digitalisering, efficiëntere vormen van archiefbewerking ("More Product Less Process"), het gecombineerd gebruik van EAD en EAC-CPF en de presentatie van de nieuwe versie van EAC-CPF voor het beschrijven van de archivistische context, de archiefvormers. Een aardige presentatie was die van het open source softwarepakket Omeka, bestemd voor het presenteren van foto- en archiefmateriaal in de vorm van 'tentoonstellingen'. De gehele vormgeving is kant en klaar beschikbaar en kan met behulp van sjablonen worden toegepast.
Uiteraard werd er ook aandacht geschonken aan het 75-jarig bestaan van de National Archives and Record Administration, de nationale archiefdienst van de Verenigde Staten, en wel tijdens een plenaire bijeenkomst met toespraken en met een videopresentatie.
Zondagochtend 17 augustus vond traditiegetrouw de laatste bijeenkomstplaats: die van de EAD Working Group. Deze stond dit jaar geheel in het teken van de voorgenomen herziening van EAD. De huidige versie van de EAD Document Type Definition stamt uit 2002, terwijl er in 2006 een Schema-versie als afgeleide daaraan is toegevoegd. De richting die deze herziening uit lijkt te gaan is de ontwikkeling van een strakkere versie van EAD, met minder variatie in de markering. De nieuwe versie zal ook database vriendelijker zijn, hetgeen o.m. inhoudt dat het aantal elementen met gemengde inhoud (tekst + elementen) zal verminderen. Ook de dateringselementen zullen worden aangepakt, waarbij de jaartallenreeksen zullen worden opgesplitst in afzonderlijke elementen, bijv. <dateStart> en <dateEnd>. Omdat ook de ICA standaarden aan revisie onderhevig zijn, zal met de eventuele wijzigingen daarvan rekening worden gehouden. De internationale leden van de werkgroep benadrukten het gevaar van een te strakke versie. Dan zouden de verschillende typen toegangen, die het resultaat zijn van verschillende beschrijvingstradities niet alle meer in EAD passen. Ook zou het betekenen dat bestaande EAD-documenten in veel gevallen handmatig moeten worden aangepast. Dat zou veel weerstand bij de bestaande en mogelijke toekomstige gebruikers kunnen oproepen. Besloten is om wel met de herziening te starten, maar ook een onderzoek te doen naar de wijze waarop EAD is toegepast. Ook is in overweging genomen om EAD in twee subversies te ontwikkelen, een uitgebreide voor de markering van de bestaande toegangen en voor minder gebruikelijke beschrijvingsmethodieken, en een strakkere, minder uitgebreide welke bedoeld is voor nieuwe toegangen en voor koppeling aan databases. Deze laatste zou dan een subset moet zijn van de uitgebreide subversie. Over de herziening is het laatste woord nog niet gezegd. Of, zoals Daniël Pitti het uitdrukte: Standards are politics.
De jaarvergadering van de SAA is gewoonlijk groots opgezet, en duurt een week, dit jaar van maandag 10 tot en met zondag 17 augustus. De maandag is alleen voor SAA-bestuurders, en wordt dus door de meeste deelnemers gevoeglijk overgeslagen. Dinsdag en woensdag is gevuld met vergaderingen van commissies en groepen van de SAA, welke voor leden en niet-leden toegankelijk zijn. Donderdag, vrijdag en zaterdag zijn gevuld met de vele sessies, workshops, seminars en presentaties. Zo'n 75 parallelsessies zijn er georganiseerd, steeds 10 à 11 tegelijk in zeven dagdelen. Ieder van de ca. 1150 deelnemers moet dan uit dit aanbod een keuze maken en kan maximaal 7 sessies bijwonen. Tussendoor zijn er nog plenaire bijeenkomsten met een formeel (opening en sluiting), ceremonieel (uitreiking awards), commercieel (bedrijfspresentaties) of entertainment karakter (receptie, 'archives in the movies'). Op zondagochtend sluit de bijeenkomst van de EAD Working Group de jaarvergadering van de SAA af.
Woensdag 12 augustus vonden de 'roundtables' plaats van de SAA-groepen EAD, Archivist's Toolkit, OCLC-RLG en van de Description Section. Deze bijeenkomsten werden de werkzaamheden en de resultaten van het afgelopen jaar toegelicht en besproken. Bijzonder interessant was de presentatie van Mark Matienzo van de New York Public Library. Hij beweerde dat EAD maar beter afgeschaft kon worden, want het was een slecht ontwerp. Het was een vermenging van beschrijvingen van archiefdocumenten en contextuele informatie. En als we EAD niet wilden afschaffen, moest het vooral strakker worden, gericht op koppeling met databases, en vooral ook op het semantische web.
De volgende dagen waren bestemd voor de sessies. Ik heb presentaties bijgewoond over het gebruik van Web 2.0-technieken, het creëren en ondersteunen van online communities, massale digitalisering, efficiëntere vormen van archiefbewerking ("More Product Less Process"), het gecombineerd gebruik van EAD en EAC-CPF en de presentatie van de nieuwe versie van EAC-CPF voor het beschrijven van de archivistische context, de archiefvormers. Een aardige presentatie was die van het open source softwarepakket Omeka, bestemd voor het presenteren van foto- en archiefmateriaal in de vorm van 'tentoonstellingen'. De gehele vormgeving is kant en klaar beschikbaar en kan met behulp van sjablonen worden toegepast.
Uiteraard werd er ook aandacht geschonken aan het 75-jarig bestaan van de National Archives and Record Administration, de nationale archiefdienst van de Verenigde Staten, en wel tijdens een plenaire bijeenkomst met toespraken en met een videopresentatie.
Zondagochtend 17 augustus vond traditiegetrouw de laatste bijeenkomstplaats: die van de EAD Working Group. Deze stond dit jaar geheel in het teken van de voorgenomen herziening van EAD. De huidige versie van de EAD Document Type Definition stamt uit 2002, terwijl er in 2006 een Schema-versie als afgeleide daaraan is toegevoegd. De richting die deze herziening uit lijkt te gaan is de ontwikkeling van een strakkere versie van EAD, met minder variatie in de markering. De nieuwe versie zal ook database vriendelijker zijn, hetgeen o.m. inhoudt dat het aantal elementen met gemengde inhoud (tekst + elementen) zal verminderen. Ook de dateringselementen zullen worden aangepakt, waarbij de jaartallenreeksen zullen worden opgesplitst in afzonderlijke elementen, bijv. <dateStart> en <dateEnd>. Omdat ook de ICA standaarden aan revisie onderhevig zijn, zal met de eventuele wijzigingen daarvan rekening worden gehouden. De internationale leden van de werkgroep benadrukten het gevaar van een te strakke versie. Dan zouden de verschillende typen toegangen, die het resultaat zijn van verschillende beschrijvingstradities niet alle meer in EAD passen. Ook zou het betekenen dat bestaande EAD-documenten in veel gevallen handmatig moeten worden aangepast. Dat zou veel weerstand bij de bestaande en mogelijke toekomstige gebruikers kunnen oproepen. Besloten is om wel met de herziening te starten, maar ook een onderzoek te doen naar de wijze waarop EAD is toegepast. Ook is in overweging genomen om EAD in twee subversies te ontwikkelen, een uitgebreide voor de markering van de bestaande toegangen en voor minder gebruikelijke beschrijvingsmethodieken, en een strakkere, minder uitgebreide welke bedoeld is voor nieuwe toegangen en voor koppeling aan databases. Deze laatste zou dan een subset moet zijn van de uitgebreide subversie. Over de herziening is het laatste woord nog niet gezegd. Of, zoals Daniël Pitti het uitdrukte: Standards are politics.
Abonneren op:
Posts (Atom)